De opmars naar Rotterdam vormde het zwaartepunt van de
Duitse aanval op Nederland. Het Duitse leger wilde de bruggen over het Hollands
Diep (bij Moerdijk), de oude Maas (bij Dordrecht) en de Nieuwe Maas (in
Rotterdam) ongeschonden in handen krijgen om zo de door de Nieuwe Hollandse
Waterlinie beschermde 'Vesting Holland' binnen te dringen[1].
Luchtlandingstroepen moesten deze bruggen in bezit nemen tot de komst van de
via Brabant oprukkende 9e Pantserdivisie. In Rotterdam landden deze troepen bij
de Willemsbrug (met watervliegtuigen) en bij het vliegveld Waalhaven en het
stadion Feijenoord. Hierdoor kwam Rotterdam direct
bij het uitbreken van de oorlog in de vroege ochtend van 10 mei 1940 in de
frontlinie te liggen.
Veel inwoners van Rotterdam worden die ochtend gewekt
door overkomende vliegtuigen. De gedachte aan oorlog stuit aanvankelijk veelal
op ongeloof, maar als duidelijk wordt dat er luchtgevechten plaatsvinden wordt
deze conclusie onontkoombaar. 'Oorlog' is aanvankelijk een abstract begrip,
waar de meeste Rotterdammers nog geen concrete voorstelling van hebben.
Sommigen willen de oorlog wel eens van dichtbij bekijken en gaan daarom richting
front, zonder zich te realiseren hoe gevaarlijk de situatie daar is.
Ben Laurens[2]:
“In gezelschap
van een vriendje dwaalde Emil Fischer in de loop van
de morgen van 10 mei over de Heemraadssingel. Daar zag hij een afdeling
Nederlandse militairen voorbijkomen met een stuk geschut. Wegens gebrek aan
tractie hadden de militairen zichzelf voor 'de artillerie' gespannen. Bijna als
vanzelfsprekend liepen de jongens met de mannen mee. Met het doel de Duitsers
op het Noordereiland te beschieten, brachten de
militairen de vuurmond naar het eindpunt van lijn 14 op het Willemsplein in
stelling. Elke keer als het kanon was geladen stak de bevelvoerend officier
zijn sabel omhoog en commandeerde 'vuur', waarna een daverende detonatie
volgde. Emil en zijn vriendje stonden erbij en volgden geïnteresseerd de
operatie.”
Er wordt die dag zo veel mogelijk normaal gewerkt. 's
Avonds en 's nachts geld een uitgaansverbod en bovendien moeten de ramen met dikke
gordijnen of zwart papier worden verduisterd. Buitenshuis minimale
straatverlichting en verlichting van auto's en fietsen. In 1938 was er reeds
met verduisteringsoefeningen begonnen om de bevolking hiermee verstouwd te
maken. De eerste oefening op 12 oktober 1938 was een succes geweest, behalve op
de Heemraadssingel, waar het GEB er niet in slaagde om de straatverlichting uit
te zetten[3].
Om ongelukken in het donker te voorkomen zijn de bomen aan de Heemraadssingel,
evenals elders, al enige tijd rondom van drie witte strepen voorzien. Ook zijn
er langs de singel en op het Heemraadsplein tijdens de mobilisatieperiode
verschillende overdekte schuilloopgraven aangelegd, waarvan Rotterdam
er in mei 1940 in het totaal circa 250 telt. Deze betonnen schuilgelegenheden
beschermen niet tegen een voltreffer maar wel tegen de scherfwerking van
brisantbommen en tegen neervallend puin en brand.
Deze eerste oorlogsnacht wordt er veelal slecht geslapen.
Aan de Heemraadssingel zijn de schotenwisselingen langs de Maas hoorbaar als
een lugubere achtergrondmuziek.
Onjuiste geruchten dat NSB-ers
en Duitse burgers vanuit woningen op Nederlandse soldaten schoten leiden tot
grote nervositeit onder deze militairen. Veel schietpartijen op vermeende leden
van deze vijfde colonne zijn hiervan het gevolg. Op zaterdagochtend 11 mei
krijgt H. de Goede, die werkzaam is bij de Incassobank N.V., opdracht om geld
te gaan halen bij het in het oorlogsgebied gelegen hoofdkantoor aan de Leuvehaven 103 ten behoeve van het bijkantoor dat aan de
Heemraadssingel 169 is gevestigd. Over wat er later die dag gebeurt schrijft
hij op 18 mei aan een familielid[4]:
“Toen ik 's middags over den Heemraadssingel fietste, begonnen
plotseling soldaten, die langs het water in het gras, lagen te vuren. Het bleek
gemunt op een paar lieden, die aan de overzijde op een dak waren. Ik ben toen
veiligheidshalve maar via een zijstraat verder gefietst. Op grote schaal werden
in de stad verdachte fascisten of Duitsers gearresteerd. Autobussen vol zag je
voorbij gaan.”
Kees de Jong[5]:
“Voor onze
woning aan de Heemraadssingel 155 was onder de bomen langs de singel een
kampement voor Nederlandse militairen ingericht. Mogelijk ging het om een
motortransporteenheid, want er waren veel voertuigen bij. Het kampement nam
zowat het hele ruiterpad van Beukelsdijk tot Vierambachtstraat in beslag. Ook zijn er loopgraven
gegraven in het talud langs de singel (oneven zijde) vanaf het begin van de
Graaf Florisstraat tot aan Vierambachtstraat.
Ik herinner
mij dat er plotseling schoten te horen waren. Aangenomen werd dat de schutters
lagen op het dak van één van de
huizen waar de Heemraadssingel overgaat in de Graaf Florisstraat,
maar ik weet vrijwel zeker dat er niemand gevonden werd.”
Direct na de Duitse luchtlandingen op 10 mei, begint de
politie met het interneren van 'gevaarlijke NSB-ers
en vreemdelingen'. Tot de circa 800 personen die in die dagen worden
geïnterneerd behoort de sinds 1922 in Rotterdam gevestigde koopman Max Heidt, woonachtig aan de Heemraadssingel 30b, en Hermann Wetzler, kapelmeester van
Theater Arena aan de Kruiskade, die op Heemraadssingel 36a woont.
In de nacht van zaterdag 11 op zondag 12 mei - eerste Pinksterdag
- worden de bewoners van dit stadsdeel rond 12 uur opgeschrikt door een
geweldige klap. Een vliegtuig heeft bommen afgeworpen boven de Heemraadssingel.
Er breekt brand uit die echter in korte tijd kan worden geblust.
De huizen Heemraadssingel 254, 256 en 275 zijn geheel
verwoest, evenals de panden Schietbaanlaan 116 en 118. Andere panden aan
Schietbaanlaan en Schonebergerweg zijn gedeeltelijk
vernield[6].
Er zijn veertig doden, de meesten in hun slaap verrast[7].
Tientallen geredden vinden onderdak in de remise op de Nieuwe Binnenweg (op de
hoek met het Heemraadsplein), waar hulp wordt verleend. Ook de bewoners van
dichtbij gelegen panden, waar bijna alle ruiten zijn gesprongen, vinden hier
onderdak. Bij het luchtalarm vluchten daarnaast vele omwonenden de remise in.
Door de tramwagens zodanig op te stellen, dat de toegangen naar alle werkputten
bereikbaar zijn, kunnen grotere groepen personen enige dekking vinden onder de
tramrijtuigen[8].
De geruïneerde woningen, de eersten buiten het eigenlijke
oorlogsgebied, maken op de inwoners van Rotterdam West veel indruk. Naar de
achtergrond van de luchtaanval kan slechts worden gegist. Buurtgenoten dachten
destijds dat scholen waarin Nederlandse militairen gelegerd waren het doelwit
van deze Duitse aanval vormden[9].
Dit waren in deze omgeving de enige objecten met militaire betekenis. Toch is
deze verklaring niet erg plausibel.
F.J. van Zonneveld oppert de mogelijkheid dat de piloot
de Coolhaven heeft aangezien voor de Schiehaven en dat de Marinierskazere
en omgeving het doelwit vormden. Maar was het eigenlijk wel een Duitse aanval?
K. Mallan[10] stelt dat gedurende de vijf oorlogsdagen
door de Luftwaffe boven Nederland in het geheel geen
nachtelijke aanvallen zijn uitgevoerd. Bij de Britse RAF lag dat anders. Op 10
mei verloor de RAF bij de eerste aanval op Duitse troepen bij het vliegveld
Waalhaven 5 van de 6 ingezette toestellen. Vanaf dat moment zijn door de RAF in
deze omgeving alleen nog nachtaanvallen uitgevoerd. In de nacht van 10 op 11
mei werden daarbij bijvoorbeeld per ongeluk panden tussen de Blaak en de
Wijnhaven getroffen, welke aanval jarenlang ten onrechte aan de Duitsers is
toegeschreven. De mogelijkheid dat dit ook geld voor de aanval die een nacht
later in de omgeving van de Heemraadssingel plaatsvond, mag dus zeker niet
worden uitgesloten.
Op de noordelijke oever hebben de Duitsers een
bruggenhoofd gevestigd, dat geleidelijk word uitgebreid tot enige honderden
meters vanaf het uiteinde van de Willemsbrug. Doeke
Zijlstra, die directeur is van de uitgeverij Nijgh
& Van Ditmar en woont aan de Heemraadssingel 62a, heeft zijn kantoor aan
de Wijnhaven. Hij wordt in de buurt van zijn kantoor door een kogel dodelijk
getroffen. De achttienjarige Alfred Kossmann, die als
voluntair bij Nijgh & Van Ditmar
werkt, herinnert zich: ‘De directeur Doeke Zijlstra
werd doodgeschoten toen hij geld voor het personeel ging halen’. Gerard
Walschap hoort op 30 mei van Maurice Roelants ‘het
nieuws dat Doeke Zijlstra, mijn uitgever, op 13 mei
doodgeschoten werd met een mitrailleuse van uit een
venster op het Beursplein’[11].
Op dinsdag 14 mei gaan veel Rotterdammers ondanks de
oorlogssituatie gewoon aan het werk. De Goede:
“Ik was voor achten op ons bijkantoor; de afspraak was op de Leuvehaven de belangrijkste delen der administratie in
veiligheid te brengen in de grote kluis en nog meer kasgeld te gaan halen voor
de Heemraadssingel. De berichten door de radio waren zeer verontrustend: de
koningin was met de regering gevlucht (...). Op de Heemraadssingel hebben wij
een drukken morgen met veel kasverkeer gehad, die mij geen tijd liet met mijn
gedachten te vertoeven bij de dramatische ontknoping, die de zaken voor ons
land tegemoet gingen, of bij de dingen die er op straat voorvielen. (...) De
niettemin ook bij ons hangende nerveuze stemming ontlaadde zich alleen in een
komiek voorval: Plotseling klonk de waarschuwing: er is een brandbom op het
pand terechtgekomen we staan in brand! Dus gristen we de duizenden paperassen
bij elkaar en renden naar de kluis. Even later bleek dat de conciërge een pan
met vet in brand had laten vliegen, waardoor een grote rookontwikkeling was
ontstaan. Dus gingen we weer aan den slag met het helpen van cliënten en
personeel aan de zo dringend begeerde contanten.”
Om twaalf uur gaat De Goede naar zijn woning aan de Essenburgsingel om daar te lunchen. Hij gebruikt de
maaltijd liggend in de gang, want om 13.25 uur begint het grote bombardement op
Rotterdam waarbij 650 tot 900 mensen het leven verliezen. Een afgedwaald
vliegtuig werpt enkele bommen af die op en om het Heemraadsplein terechtkomen[12].
De directeur van het telefoondistrict meldt dat zich hieronder ook brandbommen
bevinden[13].
De Duitsers hebben het afwerpen van dit type bommen boven Rotterdam altijd ontkend,
maar deze waarneming zou wel een verklaring kunnen vormen voor de enorme brand
die na het bombardement in het stadscentrum uitbreekt. Bij het Heemraadsplein
wordt voor zover bekend weinig schade aangericht. Niet alle bommen gaan af. Een
blindganger komt terecht voor het café op de westelijke hoek van de
Heemraadssingel (Nieuwe Binnenweg 332). Het projectiel is later door de
Duitsers of de mijnopruimingsdienst ter plekke opgeblazen[14].
Na het bombardement gaat De Goede naar buiten: “Ik greep toen
mijn trouwe fiets maar weer om naar kantoor te rijden, maar van werken is
dinsdagmiddag niets meer gekomen; het dagelijks leven was nu vrijwel tot staan
gekomen. Mijn directeur, die aan den Heemraadssingel woont [F.J.F.Vismans,
nr 101], stond na het bombardeergeweld, in zijn voortuin op
verhaal te komen, toen ik langsfietste. Hij gaf er de voorkeur aan onder de
gegeven omstandigheden maar liever bij zijn gezin te blijven en ik nam op mij
nog even langs kantoor te gaan om mogelijke andere plichtsgetrouwen naar huis
te sturen, doch wijselijk bleek men uit zich zelf al verstek te hebben laten
gaan.”
Er komt ten minste één singelbewoner door het
bombardement om het leven. Dat is de eerder genoemde Max Heidt,
die samen met veel andere Duitsers en NSB-ers is
overgebracht naar het hoofdbureau van politie of de daarnaast gelegen
vooroorlogse Doelen. Hij behoort tot de ongeveer 45 geïnterneerden die daar bij
het bombardement op 14 mei de dood vinden. Hij wordt met 24 andere omgekomen
geïnterneerden op begraafplaats Crooswijk begraven in
een gemeenschappelijk graf. Heidt krijgt echter een
afzonderlijke grafsteen met een Davidster omdat hij van Joodse afkomst is[15].
Duitse troepen trekken direct na de overgave de stad
verder binnen. In het westen van de stad maakt men pas een dag later, op 15
mei, echt kennis met de bezetters. Ben Laurens:
Op de Heemraadssingel, tussen Binnenweg en Mathenesserlaan,
waren ook een paar panden verwoest. Het puin versperde een groot gedeelte van
de rijweg. Terwijl wij daar stonden te kijken reden Duitse militairen ons op
motoren en in auto's voorbij. Onder de grijs getamponneerde pothelmen zagen ze
er met hun gegroefde gezichten uit als oude kerels. Nee, vriendelijk waren ze
zeker niet. Dat merkte ik toen een van hem mij een zwieper met zijn geschoeide
hand gaf. Hij manoeuvreerde zijn motorfiets behoedzaam langs het puin en ik
stond hem in de weg. Dit waren de eerste Duitsers die ik zag[16].
Die middag trekt de 7e Pantserdivisie over de Maasbruggen
de stad in om zijn weg te vervolgens langs de Mathenesserlaan.
Op persoonlijk bevel van Adolf Hitler maakt de
divisie een demonstratieve tocht naar Den Haag, Amsterdam en Utrecht om de
bevolking te intimideren. De kennismaking met deze lange colonne tanks, een
wapen waarover het Nederlandse leger niet beschikte, mist zijn uitwerking op
Ben Laurens niet:
“Ik stak de Mathenesserlaan over en draafde langs
de radiozaak van Pekel naar het Heemraadsplein. Net wilde ik het 'plantsoentje'
ingaan toen met veel lawaai een achtergebleven tank de brug over de
Heemraadssingel passeerde. Naar mijn idee reed het ding afgrijselijk hard, maar
dat was gezichtsbedrog. Veertig kilometer was in 1940 al heel snel voor een
rupsvoertuig. Bij het Heemraadsplein zit een knik in de Mathenesserlaan
en zoals de tank daar die flauwe bocht nam, ik zie het nog gebeuren. Het was
net alsof hij zonder snelheid te minderen door een reusachtige hand werd
opgetild, een achtste slag gedraaid en weer neergezet. Een krankzinnig,
welhaast ongelofelijk gezicht[17].”
Op 16 en 17 mei volgen de Duitse infanterie en
artillerie, die via de Vierambachtstraat de
Heemraadssingel kruisen.
De capitulatie betekent voor Rotterdam het einde van de
oorlogshandelingen te land, maar niet van die in de lucht. Nu echter komen de
luchtaanvallen van geallieerde zijde. Deze blijken voor de Rotterdamse
bevolking op den duur niet minder dodelijk dan het Duitse bombardement op 14
mei. De haven van Rotterdam is van strategische betekenis, onder meer als marinehaven,
transportcentrum, bouw- en herstelplaats van schepen en vanwege de
olie-industrie. Daarbij dient Rotterdam, dat vanwege de ligging aan de rivier
vanuit de lucht makkelijk te vinden is, als doel voor jonge en ongeoefende
bemanningen ("freshmen's target")[18].
Door misworpen worden regelmatig woonwijken getroffen. Radio Oranje roept de
bevolking op om zoveel mogelijk de omgeving van de havens langs de Nieuwe
Waterweg en van de rangeerterreinen te verlaten. Het voortdurende gevaar vanuit
de lucht veroorzaakt een grote angst.
Het huis aan de Schieweg waarin
de joodse schrijver G.L. Durlacher en zijn ouders
wonen, wordt zowel door een Duits als door een Engels bombardement getroffen.
Hij schrijft over de gevolgen hiervan in zijn boek 'Strepen aan de hemel'[19]:
"Ik zie mijn ouders op zoek naar andere woonruimte, flats of
benedenwoningen in Blijdorp - de vreugde van het nieuwe en de teleurstelling
over mislukte pogingen: verhuurd of onbetaalbaar. De lege kamers die met
onmogelijk grote meubelen uit grootvaders tijd gevuld zouden moeten worden. De
gemeubileerde suite aan de Heemraadssingel met zes door de kamers verspreidde
bedden en een moeilijk bereikbare wc, waar ik bij elk luchtalarm, duizelig en
met opstandige ingewanden, naar toe moet worden geholpen. De thuiskomst in de
opgelapte en gehavende woning aan de Schieweg met
zijn gecementeerde scheuren en lucht van verse stopverf en jong plankenhout'.”
Tijdens de eerste nacht die in de opgeknapte woning wordt
doorgebracht, wordt deze door een nieuw bombardement getroffen:
"Een brullende donderslag die dat niet was, slaat ons uit de bedden.
Vliegend glas en puin. Een aardbeving, regen en storm in de slaapkamer. De
bedden in elkaar gezakt. We vluchten de binnentrap af. De harde bouclé-loper onder het gruis en scherven. Mijn voet bloedt.
Beneden lijkt het alsof de tijd sinds 14 mei stilgestaan heeft, alleen deze
keer waren het verdwaalde Engelse bommen. De volgende uren zijn vergeten. 's
Ochtends heb ik een verbonden voet en zie ik mijn ouders nog in hun nachtgoed.
De weken die nu volgen zij onderbelicht. Weer dezelfde suite aan de
Heemraadssingel, weer duizeligheid en weer het vliegtuiglawaai en de sirenes
als purgeermiddel. Waar lijkt het veilig in Nederland?"
Op 4 september 1941 wordt de Heemraadssingel opnieuw
getroffen door een luchtaanval. Door bominslag in het blok Vierambachtstraat/Heemraadssingel
komen 16 Rotterdammers om. De schade blijft beperkt tot woningen aan de Vierambachtstraat. Het gerucht gaat dat in de
zoeklichtbundel Duitse balkenkruizen zichtbaar waren, maar de bom was in
werkelijkheid van de RAF afkomstig.[20]
De door de bezetter gecontroleerde pers meldt dat de
bommen zijn afgeworpen door een Engelse bommenwerper op stratosfeerhoogte: "Op te merken valt
dat deze wijze van oorlogsvoering met elk begrip van moraal en volkenrecht in
strijd is en een onschuldige burgerbevolking terroriseert, zonder dat daar
enigerlei houdbaar motief voor aan te geven is. De bewering als zou men
instrumenten bezitten, om van de genoemde enorme hoogte toch nog zijn doel te
kunnen vinden, wordt door deskundige militaire kringen belachelijk genoemd".[21]
Er wordt niet alleen luchtalarm gegevens als Rotterdam
het doelwit is, maar ook als vliegtuigen overvliegen op weg naar Duitsland. De
bevolking gaat dan massaal naar de schuilplaatsen. Tijdens een groot deel van
de oorlog is dit vrijwel dagelijks het geval. De aanhoudende geallieerde
bombardementen en de oproep van Radio Oranje om de stad te verlaten, leiden
ertoe dat vooral meer gegoede inwoners wegtrekken[22].
Hieronder zijn ongetwijfeld ook de nodige singelbewoners. De familie Durlacher verruilt Rotterdam voor Apeldoorn.
Het bombardement op de stad
maakt 80.000 duizend mensen dakloos. Daarvan vinden er uiteindelijk ongeveer
54.000 onderdak in Rotterdam bij familie of kennissen, in geïmproviseerde
noodtehuizen of op andere wijze.
Ook vele bedrijven en zo'n
2400 winkels zijn vernield. Gedupeerde winkeliers zoeken naar een leegstaand winkelpand
om hun bedrijf te kunnen voortzetten, of desnoods naar een beschikbaar
herenhuis. Zo vindt het kledingmagazijn Nederland een voorlopig onderkomen aan
de Heemraadssingel, evenals het afbetalingsmagazijn Loeb
uit de Oppert[23]. Om
in de behoefte aan winkelruimte te voorzien worden noodwinkels gebouwd. Centra
met deze winkels, die in korte tijd worden opgetrokken en niet met heipalen
worden gefundeerd, verrijzen onder meer op het nog grotendeels onbebouwde Land
van Hoboken, aan de Nieuwe Binnenweg, de Mathenesserlaan en de Rochussenstraat.
Hier komen ook uitgaansgelegenheden. Het centrum van de stad verschuift
daardoor naar Rotterdam West. Op het Heemraadsplein wordt ook een rijtje
noodwinkels gebouwd.
Totdat de noodwinkels gereed zijn, is de Nieuwe Binnenweg
de belangrijkste wandelpromenade van de rechter Maasoever. Honderden, zoniet
duizenden flaneren op zaterdagmiddag over de trottoirs en doen er hun inkopen.
Colporteurs van de Nederlandse Unie venten dan met hun blad De Unie. De
kruispunten met Heemraadssingel, Claes de Vrieselaan en 's-Gravendijkwal
zijn bij uitstek geschikte plaatsen om het blad te slijten. Meestal staan de
verkopers op de hoeken met de zijstraten. NSB-ers
stellen zich dan op een tegenoverliggende hoek op om het blad Volk en Vaderland
aan de man te brengen. Dit leidt regelmatig tot incidenten, bijvoorbeeld als
een exemplaar van het NSB-blad wordt aangekocht om
ter plaatse demonstratief de schoenen mee te reinigen. De NSB-ers
krijgen dan versterking vanuit het bankwartier aan de 's-Gravendijkwal
116 en gaan met het publiek op de vuist. Ook mensen die niet weten wat er aan
de hand was lopen daarbij klappen op en belanden soms in het ziekenhuis.
Regelmatig delft echter ook de NSB het onderspit. Daarbij verplaatsen de rellen
zich soms naar de Heemraadssingel. Ben Laurens:
“Een van de WA-mannen attaqueerde de winkelende
burgers te paard. De rijvaardigheid was echter niet groot. Jan Kalkman, oud kanonier bij de
rijdende artillerie, zag dat onmiddellijk. De omstanders drongen de imitatie-cowboy vanaf de Binnenweg, door het gras van de
Heemraadssingel, naar de waterkant en lichtten hem daar uit het zadel. Het
paard wachtte geduldig tot zijn baas - na langdurig te zijn gepest - de kans
kreeg weer op de oever te klimmen.”[24]'
Ook in 1941 doen zich nog verschillende incidenten op de
Heemraadssingel voor, zoals blijkt uit de nauwkeurige administratie die
daarover destijds (door de NSB?) is bijgehouden. Op 15 maart vallen jongens een
WA-er lastig. Twee dagen later wordt een NSB-er voor landverrader uitgescholden. WA-ers
pakken naar aanleiding hiervan vijf mensen op, hetgeen uiteindelijk tot één
aanhouding door de politie leidt. Op 27 mei wordt een student gearresteerd na
een ruzie met NSB-ers over het feit dat hij ijsjes
uitdeelt om te vieren dat de Duitse pantserkruiser 'Bismarck'
die ochtend in een gevecht met de Britse Marine tot zinken is gebracht[25].
De Heemraadssingel is het toneel van verschillende
politieke optochten en marsen. Zo wordt op zaterdag 2 mei 1942 voor de eerste
keer in Nederland een mars gehouden van eenheden van de Duitse Hitlerjugend, de Bund Deutcher Mädel en de Nationale
Jeugdstorm. 1500 jongens en meisjes uit Den Haag en Rotterdam marcheerden via
de Coolsingel, Kruiskade, Heemraadssingel, Binnenweg
en Westersingel naar het 'Deutsche Haus' aan de Westzeedijk[26].
Op het Heemraadsplein
worden ook in de oorlog concerten gegeven. Zo speelt op de avond van 5-7-1944
het stafmuziekkorps van de Staatspolitie te Rotterdam onder leiding van Opperluitenant-Kapelmeester H. van Vessen.
Dergelijke pleinconcerten met een semi-militair
karakter, zijn kennelijk niet tot ieders genoegen. Enige dagen later beklaagt
de secretaris der Rotterdamse Harmonie (v.h. Korps Kon. Scherpschutters) zich
er in het Rotterdams Nieuwsblad over dat er steeds minder pleinconcerten worden
gegeven omdat het publiek zich zo wanordelijk gedraagt[27].
De bezetter heeft behoefte aan ruimte om de eigen
instellingen te huisvesten. Daartoe worden veel panden gevorderd, waaronder
verscheidene aan de Heemraadssingel. Zo worden Heemraadssingel 103[28],
131 en 278 t.b.v. de Wehrmacht gevorderd (en na de bevrijding door Engelse
militairen benut).
Heemraadssingel 261 wordt in gebruik genomen door de Kriegsmarine. Personeel van de Kriegsmarine
wordt ingekwartierd in logementen, o.m. aan de Heemraadssingel 155 en 286. In
augustus 1940 liggen er in de Coolhaven enkele tot
landingsvaartuigen omgebouwde Rijnaken in verband met de voorgenomen invasie
van Engeland. A.M. van Dantzig: “Deze rijnaken waren uitgerust met twee
vliegtuigmotoren die waren geplaatst op een stellage op het achterhuis van de
boten. De propellers moesten kennelijk voor extra voortstuwing dienen. De boten
voeren regelmatig rondjes van een paar honderd meter in dit havenbekken,
waarbij de vliegtuigmotoren een immens lawaai maakten.[29]”
Aan de Heemraadssingel bevindt zich ook het beruchte Wirtschafts Kommando dat belast
is met het vorderen van onder meer voedsel en transportmiddelen voor de Wehrmacht. De Duitse militairen worden uiteraard goed gevoed
en daarbij vordert de Wehrmacht meer voedsel dan ze
direct nodig heeft, om ook op langere termijn geen enkel risico te lopen.
Tijdens de hongerwinter maakt dit de voedselsituatie
nog nijpender.
Aan de Heemraadssingel 114 wordt een kantoor van de NSDAP
gevestigd (het pand is waarschijnlijk gevorderd van de Joodse familie Cohen).
De NSDAP is niet alleen de partij van Hitler, maar
fungeert in Rotterdam ook als burgerlijke stand voor aldaar wonende Duitsers.
Naast NSAP 'Dienststelle' is de Heemraadssingel 114
ook het woonadres van Anna Maria Schrupp-Creutz, Ortfrauenschaftsleiterin Delfshaven. Het ledenregister
1940-1941 van de NSDAP vermeldt iets meer dan 300 Rotterdamse leden (niet veel
gezien de 5000 Duitsers die in Rotterdam woonden), waarvan er vijf aan de
Heemraadssingel wonen[30].
In het kielzog van de bezetter vestigt ook de NSB zich
aan de singel. Op 28 juni 1941 opent de Leider van de NSB, ir. Mussert, het NSB-disrictshuis aan de Heemraadssingel 237
(het pand is gevorderd van de Joodse familie Van Dantzig).
Hij arriveert in een open limousine en houdt vanaf het balkon een toespraak
voor duizenden op de Heemraadssingel verzamelde Rotterdammers. De Rotterdammer
meldt daarover "In zijn toespraak betoogde hij dat in dit bijzondere tijdvak van
historisch gebeuren het vasteland van Europa praktisch gesproken aaneengesloten
staat. De NSB heeft de verantwoordelijkheid genomen voor de toekomst van ons
volk. Spreker dankte zijn aanhangers voor hun trouw in het verleden en deed een
beroep op hen met het oog op de toekomst. Eens zal ons volk begrijpen dat de
NSB is gekomen om in deze moeilijken tijd leiding te geven aan dit volk. Aan
het einde van deze toespraak heeft de muziek het Wilhelmus gespeeld, dat door
allen werd meegezongen. Vervolgens hebben de WA en de Jeugdstorm voor den
leider der NSB gedefileerd."[31]
Op 1 mei 1942 wordt op last van de Duitsers het Nederlandsche Arbeidsfront (NAF) opgericht waarin de
vakorganisaties NVV, CNV en RKWV opgaan. Het stedelijk bureau Rotterdam van het
NAF, dat door NSB-ers wordt geleid, wordt gevestigd
aan de Heemraadsingel 163.
Op 10 juni 1944 wordt er in een niet nader bekend pand
aan de Heemraadssingel een nieuw onderkomen van de Hitlerjugend
geopend. Het Rotterdamsch Nieuwsblad schrijft: "Zaterdags was het
voor de jongens en meisjes van de Rotterdamse Hitler-Jugend
een belangrijke dag. In de late middaguren traden afgevaardigden van de Bund Deutcher Mädel
en de Hitler-jugend aan om met wapperende vlaggen
naar het nieuwe kwartier aan den Heemraadssingel te marcheren. Hier meldde Führer des Bannes, Obergefr. Stannull, aan den Kreisleiter,
pg. Seiferbald, de aangetreden jongens en meisjes.
"Auf hebt unsere Fahnen" was het eerste lied waarmee de plechtigheid
werd geopend. De Bahnführer wees er in zijn rede op
hoe moeilijk het is lichte en mooie vertrekken te krijgen. Hij verheugde zich
erover, dat nu de Rotterdamse jongens en meisjes een kwartier hebben, waarin de
dienst hun nog eens zoveel vreugde zal bereiden. Juist in deze tijd, zei hij,
willen wij sterke en dapperen harten bewaren en niettegenstaande de ernstige
tijden onze blijmoedigheid en vrolijkheid niet verliezen. Hiermee droeg de Kreisleiter het huis aan de jeugd over."[32]
De belangrijkste Duitse instelling aan de Heemraadssingel
is echter omgetwijfeld de 'Sicherheitspolitzei und SD (Sicherheitsdienst)', die
zich in augustus 1940 vestigt op nr. 226 (hoek Heemraadssingel/Mathenesserlaan). In navolging van het taalgebruik tijdens
de bezetting, zal deze dienst gemakshalve worden afgekort tot 'SD'. Op
Heemraadssingel 157 is het Kasino (Duitse term voor
officiersverblijf) gevestigd waar SD-officieren eten
en slapen en ook Heemraadssingel 153 is als slaapgelegenheid voor SD-personeel ingericht. Herbert
J. Wölk, die vanaf 1942 de SD-vestiging
aan de Heemraadssingel leidt, woont ergens aan de oostzijde van de singel
tussen Middellandstraat en Schietbaanlaan.
De SD bestaat in Nederland slechts uit 300 à 350
politieambtenaren, maar slaagt er niettemin in om gedurende de bezetting een
atmosfeer van schrik en angst onder de bevolking te verspreiden. De organisatie
heeft zijn hoofdkwartier in Den Haag en Aussen(dienst)stellen
(buitenposten) in zes grote steden waaronder Rotterdam. De SD houdt zich bezig
met de bestrijding van het verzet, de vervolging van joden en met bepaalde
vormen van gewone criminaliteit, zoals de zwarte handel. Daarbij is de SD in
belangrijke mate afhankelijk van de medewerking Nederlandse politie.
Arrestanten verblijven meestal maar kort aan de Heemraadssingel, na het eerste
verhoor worden zij veelal afgevoerd naar de gevangenis is Scheveningen, in de
volksmond bekend als het 'Oranjehotel'. Arrestanten kunnen met een waarschuwing
of boete worden vrijgelaten, voor een Duitse rechtbank worden gebracht of
zonder vorm van proces voor onbepaalde tijd in 'Schutzhaft'
(een soort preventieve hechtenis) in een concentratiekamp worden vastgehouden.
Vanaf september 1944 kan de SD bovendien zelfstandig verzetsstrijders
liquideren. Veel gearresteerde verzetsmensen worden gevangen gehouden om als
slachtoffer te dienen bij represailles.
Vanuit haar bureau aan de Heemraadssingel 226 pakt de SD
de strijd tegen het beginnende Nederlandse verzet direct grondig aan. Daarbij
wordt gebruik gemaakt van V(vertrauwens)-männer; Nederlandse verraders die hun diensten aanbieden
aan verzetsorganisaties en hier zo in infiltreren. Het verzet is niet op deze
werkwijze voorbereid. Zo weet de Rotterdamse politieman Izak
Daane in opdracht van de SD te infiltreren in de
verzetsgroep De Leeuwengarde. Hij krijgt daar uitgerekend de opdracht om een
kaartsysteem van de leden aan te leggen. De verzetsgroep is nog niet verder
gekomen dan twee mislukte aanslagen op een boot in de werf Gusto
alsmede het verzamelen van militaire inlichtingen die wegens het ontbreken van
verbindingen Engeland niet kunnen bereiken[33].
Als gevolg van het werk van Daane
wordt op 9 april 1942 de jonge advocaat Floris Bakels
's morgens tegelijkertijd met een dertigtal anderen door de SD van zijn bed
gelicht.
Vervolgens, aldus Bakels, "...rijden
we naar de Sipo-Dienststelle aan de Heemraadssingel.
Auto's rijden af en aan, er schijnt veel gaande te zijn. Ik word met de in
beslag genomen goederen afgeleverd in de hal. Ik zie er vele Hollandse vlaggen,
radiotoestellen, speldjes, uitgezaagde guldens, stapels pamfletten. Ik ga in
een hoek mijn pijp stoppen met sigarepeuken en rook.
Een geüniformeerde kerel houdt een van mijn spullen omhoog. De gummi-jas roept:
'Das gehört dem da'.
Aanmerkelijk minder beleefd. Hij loopt op mij toe en mept mij de pijp uit de
mond. (....) We gaan naar boven, een grote achterkamer in. Onder bewaking staan
daar twintig tot dertig mannen, min of meer in de houding, het gezicht naar de
muur. Het lijken bijna allemaal arbeiders, ik zie beenkappen, leren jassen,
alpinopetjes overalls. Ik neem mijn plaats in de achterste rij in. Mijn zware
winterjas drukt op mijn schouders. Ineens: Johan de Jongh,
in de voorste rij. Hij kijkt even om, we hebben elkaar gezien. Hij kijkt nu
stil voor zich, vreemd gedwee. Johan en ik, al deze kerels, wat kan dat zijn?
Waarvoor hebben ze me gepakt?
Het is langzamerhand twee uur. Heel in de verte hoor ik Rotterdam gonzen.
Plotseling zie ik ook Van den Acker met zijn tanig
gezicht en zware ogen. Hij ziet er onaangenaam uit. Wat is er toch gebeurd? Er
is eigenlijk niets gebeurd - nog niets. Vielleicht is
der Herr heute abend zurück. Ik hoefde niet eens
toiletartikelen mee te nemen. Je zult zien, straks is de voorstelling voorbij.
Maar die papieren...
Lawaai, deuren wijd open. Alles raus, aber langsam, zu zwei. De vestibule is
zwaar bewaakt. Spijkerlaarzen stampen rinkelend om ons heen.(...) Met drie man
tegelijk gaan we naar buiten. In elke auto wacht een chauffeur. Wegens mijn
lange benen - dit wordt er gekscherend bij gezegd - krijg ik order naast de
chauffeur te gaan zitten. Twee anderen achterin, een mof tussen hen in. We
rijden op, stoppen meteen weer, er formeert zich een stoet. Luid schreeuwende
Duitsers met lijsten komen langs, vragen namen. Dan, achttien wagens achter
elkaar, ik in de vijfde, rijden we door Rotterdam, over de vaart, langs Overschie, de grote weg op, de weg naar Den Haag. De weg
naar Scheveningen[34].
Van de 80 personen die in verband met de Leeuwengarde
worden gearresteerd, worden er 13 ter dood gebracht. Vijfendertig anderen
krijgen gevangenisstraf of worden, net als Floris Bakels,
zonder veroordeling naar een concentratiekamp gestuurd als 'Nacht und Nebel'-gevangene, hetgeen
inhoudt dat zij spoorloos verdwijnen zonder dat bericht over hun lot wordt
verstrekt.
De SD is ook verantwoordelijk voor de
anti-joodse maatregelen, die in ernst toenemen naarmate de oorlog voortduurt.
Het begint ermee dat de joden geleidelijk uit het openbare leven worden
verdreven. In november 1940 worden Joden in overheidsdienst ontslagen. Vanaf
mei 1941 worden joodse bedrijven onder dwang geliquideerd of verkocht, vanaf
augustus 1941 wordt onroerend goed in joods bezit verkocht, in september 1941
mogen joodse kinderen niet meer naar hun eigen school, in mei 1942 wordt de
Davidsster ingevoerd en voor 30 juni van dat jaar moeten alle voorwerpen van
waarde en bedragen boven de f 250 worden ingeleverd.
Hans Catz ,
wiens ouders toen woonden aan de Heemraadssingel 131: Begrip krijgen van de situatie ging, voor
ons, joden, niet zo vlug. Het was een langzaam proces. Eerst waren er de
bordjes gekomen ‘Verboden voor Joden’, in parken, in café’s.
De maatregelen in het onderwijs. We leefden ermee. Mijn moeder zij: “Het is
toch krankzinnig dat je niet meer in een café mag komen.’ “Toe nou moeder,
wanneer ben je nou toch voor de laatste keer in een café geweest, wanneer heb
je nou voor de laatste keer op een bankje in het park gezeten?’ ‘Ja, drie jaar
geleden heb ik nog wel eens met oma op een bankje in het park gezeten.’ ‘Ach
moeder, zie je nou, er zijn toch wel belangrijker dingen dan op een bankje in
het park zitten. Ja natuurlijk, het gaat om het idee en het is schandalig. Maar
het zijn toch vuile schoften, dat weet je toch.’[35]
Tussen 30 juli 1942 en medio 1943
worden 6800 Rotterdamse joden gedeporteerd. Aanvankelijk ontvangen de weg te
voeren joden een oproep om zich te melden. Als bij het derde transport in
augustus 1942 nog maar een kwart van de opgeroepen joden op komt dagen, worden
de betrokkenen voortaan ’s avonds uit hun woningen opgehaald.
Er wonen enkele tientallen Joodse
gezinnen aan de Heemraadssingel. Verschillende van hen weten aan deportatie te
ontkomen. De familie Oostra (Heemraadssingel 165) vlucht vlak na het uitbreken van
de oorlog. Fritz Blankenstein en zijn vrouw Ilse Bloch, (Heemraadssingel 38) nemen
tijdig de wijk naar Brazilië.
In 1942 weten verschillende leden van
de familie Van Dantzig te vluchten of onder te
duiken:
· De
heer A.M. van Dantzig: “Overeenkomstig de wens van mijn grootmoeder
Adéle Hilsum, die woonde
aan de Heemraadssingel 204, woonden ook haar vijf getrouwde kinderen met hun
gezinnen aan de singel. Mijn ouders woonden op nr. 278, en er woonden ooms en
tantes op de nrs. 131, 132, 152, en 237. In oktober
1941 kregen wij bericht van een vriend, die ambtenaar op het stadhuis was, dat
we op de lijst voor een razzia stonden. We zijn toen enkele dagen ondergedoken
bij vrienden aan de Rochussenstraat. Vervolgens ben
ik met mijn ouders, zuster en een neef
met valse papieren langs een door een georganiseerde vluchtweg via
Frankrijk naar Portugal vertrokken. In Frankrijk moesten de plannen echter
worden gewijzigd en zo zijn we in Zwitserland terechtgekomen. Uiteindelijk ben
ik via Engeland naar Australië gegaan, waar ik aan de oorlog heb deelgenomen.“
· Louise
van Dantzig
en haar man James Catz, die achtereenvolgens
woonden aan de Heemraadssingel 325, 64 en 131, hebben eerder dezelfde vluchtweg
genomen. Zij betaalden hiervoor 5.000 gld. (ca. € 2300) per persoon voor
zichzelf en voor hun kinderen Hans en Theo. Bij de grens van bezet Frankrijk
met Vichy Frankrijk worden ze door de Duitsers
gearresteerd en afgevoerd naar het doorgangskamp Drancy
nabij Parijs. Tijdens een daaropvolgend transport naar Dachau
weten Hans en Theo op 4 november 1942 door een luchtgat van de veewagon waarin
ze worden afgevoerd te ontsnappen. De beide ouders worden drie dagen later in Auschwitsch vermoord. Hans en Theo weten respectievelijk
Zwitserland en Portugal te bereiken. Hans Catz heeft
van zijn uitzonderlijke vlucht, die hem door zeven landen voert, verslag gedaan
in het boek “Het oog van de naald”.
· Als
David van Dantzig en zijn vrouw Willy Catz weigeren hun huis aan de Heemraadssingel 237 aan de
NSB te verkopen worden ze bedreigt met het concentratiekamp. Ze worden
uiteindelijk zelfs gedongen de NSB een hypotheek op het pand te geven[36].
Na een tijdelijk verblijf in het Israëlitisch Weeshuis aan de Mathenesserlaan 208 vluchten ze als laatste met drie van
hun vier hun kinderen. Zij worden op weg naar Zwitserland in Frankrijk gepakt
en komen allen om in Auschwitsch.
· Mau
van Dantzig en zijn vrouw Ella van Bergh
(Heemraadssingel 152) overleven de oorlog als onderduikers. Mau,
die kunstschilder is, maakt valse persoonsbewijzen.
· Rosa
van Dantzig loopt minder risico voor deportatie,
omdat ze als enige van de familie met een niet-jood getrouw is: Daan van Enter.
Deze neemt schoonmoeder Adéle Hilsum
als onderduiker op in zijn huis aan de Heemraadssingel 132. Ook buiten
familieverband is hij actief in het verzet. Hij maakt valse persoonsbewijzen en
bonkaarten en zorgt voor schuiladressen.
Het gezin Van Daelen
(Heemraadssingel 139) weet zelfs nog in 1943 naar Portugal te ontkomen. Hendrik
van Daelen was met zijn broer Isaac en vier andere
joodse ondernemers (waaronder Frits Blankenstein,
wonende aan de Heemraadssingel 38) eigenaar van een firma die handelde in
grondstoffen voor hoeden, de N.V.
Hoedhaar. In 1941 tracht hij Hoedhaar te verkopen aan de Duitse firma Hutstoffwerke Fulda. Met behulp
van gefingeerde correspondentie overtuigd Van Daelen
de Duitse bezetter ervan dat de meerderheid van de aandelen in NV Hoedhaar in
handen is van een twee niet joodse relaties van het bedrijf in de VS en Brazilië. Hiermee voorkomt
hij dat het bedrijf als joodse onderneming onder Duits bewind wordt gesteld. Op
10 januari 1942 wordt een contract ondertekend waarbij hij met zijn broer en
zijn gefingeerde zakenpartners alle aandelen verkoopt voor 1,3 mln gld. In de verkoop is ook de woning inclusief inboedel
aan de Heemraadssingel 139 begrepen voor 40.000 gld. De verkoop geschied onder
de voorwaarde dat Van Daelen, met zijn vrouw,
dochter, schoonzoon en drie kleinkinderen toestemming krijgen voor emigratie
via Spanje naar Cuba. Op 14 december 1942 wordt deze toestemming door de Duitse
bezetter verleend omdat hiermee Duitse economische belangen worden gediend.
Hiermee wordt gedoeld op het gegeven dat in verband met de handel de relatie
met de gefingeerde buitenlandse eigenaren niet moet worden verstoord. De
benodigde uitreisdocumenten moeten dan nog bij de Zentralstelle
fur judische Auswandering in orde worden gemaakt. Dit laat nog geruime
tijd op zich wachten maar in 1943 krijgen zij uiteindelijk de benodigde visa
voor Zwitserland, de doorreis via Spanje en Portugal en de toelating tot Cuba.
Ongetwijfeld zijn er nog meer joodse Heemraadssingelbewoners die vluchten of onderduiken. De overgrote meerderheid wordt echter
gedeporteerd en overleeft de oorlog niet. De volgende 40 personen komen om het
leven nadat zij zijn weggevoerd:[37]
·
Heemraadssingel 30, Arie Cosman
·
Heemraadssingel 34, Siegfried
Groen
·
Heemraadssingel
58 b, Mourits van Emden, Zientje van Emden-Rozenberg
·
Heemraadssingel
76, Emanuel Hartog, Marianne Hartog-Jacobs
·
Heemraadssingel
123, Vrouwkje Frank-Frank
·
Heemraadssingel
131, Judith Roza Walg
·
Heemraadssingel
131 James Catz, Louise Catz-van
Dantzig
·
Heemraadssingel
162, Hanna Bosman
·
Heemraadssingel
179, Izak Aptroot, Frieda Aptroot-van Dam, Pauline Rita Aptroot, Mary Aptroot
·
Heemraadssingel
186, Siegfried Winkel, Henriëtta
Winkel-Blitz
·
Heemraadssingel
202, Gertrud Lehmann
·
Heemraadssingel
213 a, Juliette Simons-Oppenheimer, Albert Simons
·
Heemraadssingel
234, Nathan Salomon Frenk, Sophia Frenk-van
Creveld
·
Heemraadssingel
237, David van Dantzig, Wilhelmina Jacoba van Dantzig-Catz
·
Heemraadssingel
241 a, Renarde Edith Meibergen
·
Heemraadssingel
276 a, Leonard Zwick, Felix Morits
Zwick
·
Heemraadssingel
281 b, Kurt Michael Bruno Asch, Jeanne Asch-Weiler, Louis Sigismond Asch, Suzanna Asch,
Robert André Asch.
·
Heemraadssingel
281, Margaretha Weiler
·
Heemraadssingel
304 b, Aron Shermok
·
Heemraadssingel
306 b, Elias den Hartog
·
Heemraadssingel
310, Bernhard Bär, Saartje Bär-Walg, Käthe Bertha Bär »
·
Heemraadssingel
325 b, Joseph Isidore Louis Akker
·
Heemraadsplein 8
a, Samuel Louis van Leeuwen
In de kraaminrichting Carmenta aan de Heemraadssingel 119 zitten verschillende
onderduikers verborgen, waaronder ook joden. Hanneke Bruijninckx-Magielsen,
de dochter van de toenmalige directrice Tonnie Magielsen " Zij deden zich dan voor als patiënten die trombose
hadden. Eén van hen werd door een eigen neef verraden. Onderduikers gingen soms
vermomd als verpleegster over straat. Mijn moeder is altijd bang geweest dat ze
zou worden opgepakt en naar Vught getransporteerd. De Duitsers kwamen geregeld
bij ons controleren. Om tijd te rekken, kregen ze dan eerst een borrel. Ik zie
het nog gebeuren. Er werd in het
glas gespuugd en vervolgens werd er ingeschonken. Die borrel diende natuurlijk
om tijd te rekken. De onderduikers konden zich dan verstoppen onder de dubbele
vloeren!'[38]
Anton van der Waals is een van de succesvolste verraders
voor de Duitsers. Vele tientallen mensen in en rond het verzet worden
slachtoffer van zijn verraad. Begin 1943 is hij gelijktijdig geïnfiltreerd in
drie verzetsgroepen, waaronder een groep Delftse
Corpsstudenten onder leiding van chemiestudent Willem Pahud de Mortanges, die
al eens spoorwegen en een Duits schip hebben opgeblazen. Anton van der Waals
doet zich aan hen voor als een Engelse agent die explosieven
kan leveren. De SD zet een valstrik in het pand Heemraadssingel 165. Dit huis
is gevorderd van de gevluchte Joodse familie Oostra
en staat permanent ter beschikking van de Dienststelle
te Rotterdam. In de achterkamer wordt een grote hoeveelheid Engels
sabotagemateriaal neergelegd en door Van der Waals aan Pahud getoond. Op 9
maart 1943 komen Pahud en zijn vrienden vanaf zeven ‘s avonds uur in groepjes
naar de Heemraadssingel om het materiaal op te halen en daarmee vervolgens
enkele mijnenvegers op te blazen. Een tiental SD'ers
stelt zich verdekt in het pand op. De eerste student die arriveert was Willem
Verloop, die een week tevoren het contact tussen Van der Waals en Pahud heeft
gelegd. Hij is door Van der Waals van het station opgehaald. Eenmaal binnen
wordt hij door de SD overmeesterd en aan handen en voeten geboeid en met een
prop in zijn mond op de derde verdieping gelegd. Vervolgens arriveren drie
studenten, onder wie Pahud de Montagnes. Van der
Waals laat hen de voorkamer in en biedt hen thee aan. Hij opent de schuifdeuren
en loopt naar achteren. Even later is het niet van der Waals die terugkeert met
een theeblad, maar de voormalige beroepsvechter Nico Johannsen.
Deze groet de aanwezigen in zo goed mogelijk Nederlands, zet het blad met
kopjes op tafel en werpt zich op de dichts bijzijnde student. Ogenblikkelijk
stormt de rest van het Festnahmekommando de voorkamer
in. Even later liggen er vier geknevelde jongens op de derde verdieping.
De overige drie zouden wachten bij de telefooncel op de
hoek van de Heemraadssingel en de Vierambachtstraat.
Enkele SD-ers kleden zich in de met de jassen en
hoeden van de reeds gearresteerden en weten zo nog twee studenten aan te
houden. De derde, Paul Josso, die op de fiets precies
op het afgesproken tijdstip bij de cel aankomt, krijgt wel een klap met een
gummistok op zijn hoofd, maar die klap is niet hard genoeg. Josso
stoot zijn fiets omhoog tegen borst en kin van de SD-man
en loopt wat hij lopen kan. Enkele Duitsers zetten de achtervolging in. Eén van
hen schiet, maar raakt een collega. Josso schiet
terug, waarop zijn achtervolgers, niet meer dan schimmen in het nevelige
duister, blijven staan[39].
In het SD-gebouw aan de
Heemraadssingel beleven vele Rotterdammers dramatische ogenblikken. De SD-ambtenaren voeren hun taak meedogenloos uit en velen
schuwen daarbij de mishandeling niet[40].
Voor een vijfhonderdtal verzetsmensen vormt het verblijf in het SD-gebouw aan de Heemraadssingel de eerste stap naar hun
executie.
Zo probeert op 9 januari 1943 de gearresteerde Henk
Speksnijder (lid van de verzetsgroep Nederlandse Volksmilitie) hoewel hij
geboeid en gewond is, dwars door een ruit naar buiten te springen. Dit mislukt:
hij blijft er in steken (en wordt op 14 juli 1943 gefusilleerd).[41]
Uiteraard zint men in verzetskringen op acties tegen de
SD. Op 2 juli 1942 wordt in of bij de Aussenstelle
een primitieve tijdbom aangetroffen. Het is een granaat met een uurwerk die niet ontploft.[42] Om inlichtingen voor het verzet te
krijgen wordt zelfs enige tijd een pseudo-glazenwasser
bij het SD-gebouw ingezet[43].
Soms wordt een succes geboekt. Zo weet de Landelijke Organisatie voor hulp aan
onderduikers voor een fors bedrag een SD-medewerker
om te kopen. Deze man verraadt het tijdstip waarop twee gevangenen van de Aussenstelle naar Vught worden overgebracht. Als dit
transport op 1 september 1944 plaats vindt, wordt het op de hoek van de
Heemraadssingel en de Middellandstraat overvallen.
Beide gevangenen worden bevrijd[44].
Op 5 september 1944 (‘Dolle Dinsdag’) verwacht de
bevolking op grond van onjuiste mededelingen van Radio Oranje en een stroom van
euforische geruchten, dat de geallieerde Rotterdam zullen binnentrekken. De
verzetsorganisatie LKP bezet enkele vitale objecten om deze tegen vernieling
door de zich terugtrekkende Duitse troepen te beschermen. Enkele LKP'ers gaan 's avonds laat het NSDAP-gebouw
aan de Heemraadssingel 114 binnen en maken de cartotheek met de
ledenadministratie buit. Terwijl zij binnen zijn gaat de telefoon. Een Duitser
wil weten of er nog collega's aanwezig zijn. Een LKP-er
antwoordt dat ze er alle vandoor zijn[45].
Na deze dag verhardt de
aanpak van de bezetter tegenover de illegaliteit drastisch. Gearresteerde leden
van het gewapende verzet worden voortaan vaak standrechtelijk doodgeschoten en
ook het aantal represaillemaatregelen neemt toe. Executies vinden in Rotterdam
in de regel plaats op de schietbaan aan de Kralingseweg
of, bij represailles, op de plek waar een verzetsdaad zich heeft voltrokken. Op
14 september 1944 worden echter drie verzetsmannen geëxecuteerd in de tuin van
het SD-gebouw.[46]
De gekeerde oorlogskansen
maakte ook de Duitse militairen gefrustreerd en nerveus, wat zij soms
afreageren in plotselinge schietpartijen, ook op het Heemraadsplein.
B.H. Laurens: "In de vroege ochtend van de 24e oktober
verliet meneer Janssen, chef bij de RET, zijn woning in de Van Heusdenstraat om zich naar de tramremise op de Nieuwe
Binnenweg te begeven. Op de hoek van het Heemraadsplein en de Mathenesserlaan stond een zwaar bewapende Duitser. Meneer
Janssen, in RET-uniform, vond dat maar een vreemde
bedoening. Wijs geworden door vier jaren bezetting, zei hij niets. Zonder op of
om te kijken liep hij langs de soldaat. Die keek naar hem, dat merkte hij wel.
De chef voelde zich helemaal niet prettig, eerlijk gezegd was hij doodsbang,
toen hij lang de huizen van het plein naar de remise ging. Hij had het gevoel
of de ogen van de militair zich in zijn rug boorden, zo vertelde hij ten minste
later in de zaak. Net vóór hij de Binnenweg wilde oversteken, floot en kogel
langs zijn hoofd en hoorde hij een schot. Dodelijk verschrikt rende hij de
brede openstaande deuren van de remise in en viel op de eerste de beste stoel
die hij zag staan. Hij had op een verschrikkelijke manier de bibber in zijn
benen."[47]
Na de teleurstelling van Dolle Dinsdag daalt de stemming
onder de Rotterdammers nog verder als de Duitsers beginnen met de vernielingen
van de havens, die op 25, 26 en 27 september 1944 hun hoogtepunt bereikten. 35%
van alle kades wordt met springstof verwoest. In de daarop volgende dagen wordt
de vernietiging voortgezet. Ter voorbereiding van vernielingen in Park-, Jobs-, en Schiehaven laat men putten graven, om deze havens tot
ontploffing te brengen. Hoewel de publieke opinie zich scherp hiertegen keert,
lenen ook Rotterdammers zich voor dit werk. Hiertegen komt de illegaliteit in
actie.
Op 27 september krijgt de ploeg van J.A. de Groot van het
LKP hoofdkwartier in Rotterdam de opdracht het kantoor van de belangrijkste
aannemer van dit werk, het bouwbedrijf 'Ostbau Knijff' te overvallen. Met acht man wordt op 30 september
een inval gedaan in het kantoor aan de Heemraadssingel 223 (slechts 150 meter
van het SD-gebouw), waar gegadigden zich kunnen
aanmelden. Het is 's morgens om tien uur en men is er druk bezig met het
aannemen van werkkrachten. De twee portiers worden naar boven gejaagd en
tegelijk wordt de buitendeur gesloten. Als er gebeld wordt en iemand komt zich
melden, dan wordt hij toegelaten en naar het kantoor boven gedirigeerd.
Boven treft men al een dertig man aan, welke met de leden
van het personeel gedwongen worden met de handen omhoog te gaan staan.
Directeur Knijff zelf is niet aanwezig, wel zijn
bedrijfsleider en een 'foute' personeelsinspecteur. Dit tweetal krijgt een
injectie met cyaankali, maar als dit bij de bedrijfsleider onvoldoende blijkt
te werken, wordt hij doodgeschoten; de ander zal het spuitje overleven. De
overige personeelsleden worden met gummiknuppels onder handen genomen.
Vervolgens nemen de ploegleden de administratie in beslag met de namen en
adressen van alle arbeiders, alsmede ƒ 27.000,- (ca. € 12.000) aan contanten.
Terwijl men daarmee bezig is, dient zich een Duitse bezoeker aan: "Ich bin der Bauführer".
'Komt u binnen, we zitten juist op u te wachten", is het antwoord; ook
deze man wordt doodgeschoten. De aanwezige arbeiders krijgen de geëxecuteerde
personen te zien en worden vervolgens vanaf een tafel toegesproken dat hun het
zelfde lot wacht indien zij nog langer als 'landverraders' en 'moffenknechten'
voor de Wehrmacht werken[48].
Op 27 oktober wordt de 25-jarige Kees Bitter, een
verzetsleider met een respectabele staat van dienst, door de SD gearresteerd. Om zijn leven te redden besluit hij
met de Duitsers samen te werken. Hij doet dit onder meer door van achter een
raam in het SD-kantoor illegale werkers die daar
passeren aan te wijzen. Zo werden bijvoorbeeld op 3, 5 en 27 november 1944
verschillende verzetstrijders opgepakt, waaronder de LKP-er
Segundo Ecury en Tonny Brantenaar.[49]
Tonny Brantenaar: "Dat was
natuurlijk een verschrikkelijk angstaanjagende gelegenheid... Je wist, dat het
een ander gebeurde, je had in gevaren verkeerd, maar op het ogenblik dat ze je
inderdaad met geladen pistolen omringden, meesleepten naar binnen, fouilleerden
- uiteraard met grote hardhandigheid - en om dan gesmeten te worden op een
bovenkamertje.... toch een schrikbarende ervaring. Wij begonnen natuurlijk toen
al te beseffen, wat ons zou gebeuren. (...)."
"Wij waren met z'n vieren: Max [Ecury], Ben Cramer, de Delftse student Fentener van Vlissingen en ik. En zo gingen we de avond in.
Later is in onze cel binnengebracht een Nederlander, die door een overvloed aan
gegevens die hij had, aan ons te kennen gaf dat hij een verzetsman van de
eerste orde was.... met wie we veel gepraat hebben... wellicht teveel... en die
later op de avond is weggehaald, omdat hij geëxecuteerd zou worden. Wie moesten
de nacht in, uiteraard een onrustige nacht in die vreemde wereld, die
binnenkort zou aflopen... maar er werd ook geslapen.... Boy (Ecury) had heel sterk de opvatting van: 'het is dan nu
geworden', eigenlijk implicerend dat het toch vroeg of laat had moeten gebeuren
en dat hij tot het einde toe had volgehouden, op de manier die hij zich had
voorgesteld... Hij zei toen ook: 'Ik zal sterven met een glimlach op de
lippen...'.
De Nederlander die de cel was binnengebracht was Kees
Bitter die op deze wijze trachtte de gearresteerden informatie te ontfutselen.
De volgende morgen werden de jongens binnengeleid voor een vijftal Duitse
officieren, waar ze in staat van beschuldiging werden gesteld.
"We werden alle vier ter dood veroordeeld, waarbij in het geheel niet
verteld werd wanneer het vonnis voltrokken zou worden. Maar mijn vonnis werd
dus abgetrennt, totdat men verder gegevens over mij
verkregen zou hebben. Vroeg in de middag werden we met z'n vieren in een kleine
Duitse bestelauto gezet, met Duitsers bij ons achterin... Toen bleek dat wij
naar Den Haag gingen... dat hadden we helemaal niet verwacht... Uit de
gesprekken van de Duitsers bleek, dat wij naar de Waalsdorpervlakte
moesten."[50]
Tony Brantenaar is opgesloten
in de Scheveningse gevangenis en de anderen werden op
de Waalsdorpervlakte geëxecuteerd.
Binnen de LKP brengt het grote aantal onverklaarbare
arrestaties grote onrust teweeg. De SD weet te veel, en het is dringend gewenst
dat de gegevens en dossiers van deze dienst worden vernietigd. Op 9 november
1944 vraagt de LKP daarom aan Londen om het SD-gebouw
te bombarderen[51].
Voor Londen reageert, staat de Rotterdammers nog een onaangename gebeurtenis te
wachten.
Op 10 en 11 november 1944 wordt in Rotterdam door de
Duitsers de grootste razzia uit de bezettingstijd uitgevoerd. Aan alle mannen
in de leeftijd van 17 tot en met 40 jaar wordt opdracht gegeven om met kleding,
schoeisel, eetgerij en voedsel voor één dag op straat te gaan staan. De stad
wordt door 8000 militairen afgegrendeld waarbij men wijkgewijs
van huis tot huis gaat om de jongens en mannen naar verzamelplaatsen te
brengen. Van daar wordt men per trein, schip of te voet af gevoerd naar
Duitsland of Oost-Nederland om de door het vertrek naar het front leeggekomen
arbeidsplaatsen op te vullen. Bovendien wordt zo voorkomen dat er in militair
bedreigde gebieden weerbare mannen zijn die door het verzet of de geallieerden
kunnen worden ingeschakeld. Van de 70.000 dan nog in Rotterdam en Schiedam
aanwezige mannen in die leeftijdscategorie worden er 50.000 afgevoerd. De
overigens verkrijgen vrijstelling of weten zich aan de razzia te onttrekken.
Een van de verzamelplaatsen is gevestigd in het nog in aanbouw zijnde Centraal
Belastingkantoor aan de Puntegaalstraat.
Kees de Jong: “Ik was 17 jaar en behoorde daarom net tot degenen
die mee moesten. Mijn ouders dreven aan de Heemraadssingel 155 een
familiepension. Daar waren twee SD-medewerkers
ingekwartierd. Voor mij was er daarom geen ontkomen aan. Ik werd afgevoerd naar
de Puntegaalstraat en vandaar, lopend over de Rochussenstraat naar het station in Delft en vervolgens per
goederenwagen naar Duitsland. Wat mij mijn leven lang zal bijblijven, is het
moment, dat de goederentrein stilstond op het station Haarlem en dat
opeens het Nonnenkoor uit Casanavo (een geliefd lied
in die tijd) door al die mannen, opgesloten in goederenwagons zonder
enige voorzieningen, werd gezongen. Zoals dat klonk onder die
stationsoverkapping! Nu nog de rillingen over mijn lijf”.
Een van de anderen die vanuit het belastingkantoor wordt
afgevoerd schreef daarover in zijn dagboek:
"Wij liepen, aan weerszijden geëscorteerd door soldaten, de
Heemraadssingel af, de Graaf Florisstraat door, langs
de tunnel Beukelsdijk naar het station D.P. Het was
schemerdonker in de stad; op de singel onder de bomen, die hun laatste bladeren
nog niet verloren hadden was de weg bijna niet te onderscheiden. We bleven zo
goed als het ging in rijverband, schouder aan schouder; onder het licht van de
afgeschermde verkeerslantaarns konden we elkaar telkens weer herkennen. Er
waren nogal eens opstoppingen in de stoet, doordat we de afstand tot onze
voorgangers niet konden bepalen, maar we bleven in beweging en onze bewakers
hadden daar vrede mee. Het was doodstil; het was of een stoet van geesten
rondging, alleen onze stappen waren hoorbaar. Het zal tegen middernacht geweest
zijn, hier en daar was een raam verlicht door de verduistering heen. Ergens in
het donker riep een vrouwenstem ons een naam toe, waarop geen antwoord
kwam".[52]
Een vertegenwoordiger van
de Nederlandse regering stemt in met het door de LKP gevraagde bombardement op
het SD-kantoor mits het een precisieaanval wordt. De
aanval wordt uitgevoerd onder leiding van de specialist voor precisie-aanvallen Dennys Gillam,
een nog geen 29 jaar oude kolonel. Gillam is een gerenommeerde ace, wiens
spectaculaire successen hem de bijnaam Kill'em Gillam
hebben bezorgd. De aanval wordt uitgevoerd met Typhoons,
éénmans jachtbommenwerpers, in staat tot een steile
duik om dan vrijwel op dakhoogte te opereren. Daarbij kunnen zij elk 8 raketten
of twee bommen gooien van 500 of 1000-lbs.
Op 29 november 1944 rond 11 uur stijgen vier squadrons
(van 6 tot 8 toestellen) op van het vliegveld Deurne bij Antwerpen. Drie
squadrons zullen op enige afstand van het eigenlijke doel afleidingsaanvallen
doen om op een bepaalde hoogte de aandacht van de luchtafweer te trekken.
Rond half twaalf komt Rotterdam in zicht. Gillam leidt
dit keer de afleidingsmanoeuvres. Het nr. 193 squadron maakt een snelle duik en
raast in vier paren van twee met een snelheid van 400 mijl per uur op dakhoogte
naar de Heemraadssingel. Het voorste paar Tyfoons markeert het doel met de rook
en inslag van hun fosforraketten. De zes Typhoons die
daarachter volgen gooien elk hun duizendpondsbommen
af. Dan komen de Typhoons van één van de
afleidingsaanvallen nog na; ook zij laten nog enkele bommen vallen en schieten
met hun boordkanonnen op het gebouw. Omdat de bommen zo laag worden
afgeworpen, hebben zij een tijdmechanisme; anders zou hun explosie de eigen
vliegtuigen kunnen vernielen. Helaas, maar weinig van deze delay-bombs
ontploffen. Eén toestel dat foto's zou maken, wordt geraakt en moet een
noodlanding op Gilze-Rijen uitvoeren.
Gillam kreeg veel publiciteit. De Daily
Mail schreef: 'Hij cirkelde erboven als een verkeersagent. Het gebouw werd
verwijderd alsof een tandarts een extractie verrichte.' Helaas; van een
extractie is geen sprake. Heemraadssingel 226 is niet geraakt; wel is het door
de inslagen in de omgeving ‘durchgeblasen’ zoals de
geschiedschrijver van de Rotterdamse Luchtbeschermingsdienst in zijn typescript
noteert. Hij vermeldt bij de burgerij 64 doden. De gemeentepolitie registreert
45 doden en 13 zwaar gewonden bij bominslagen en in vernielde woningen aan
Heemraadssingel, Aelbrechtsplein, Robert Fruinstraat
en Oranjeboomstraat.[53] Door de omvangrijke luchtdrukschade kunnen 11 verzetsmensen uit
het gebouw ontsnappen. In Londen weet men dat de aanval geen succes is geweest.
De SD brengt haar archieven in veiligheid en verplaatste de Dienststelle
per 15 december naar het schuin aan de overkant gelegen Heemraadssingel 219.
H.B.Laurens
nam de aanval van dichtbij waar en schreef daarover het volgende: "Het geloei
van de motoren zwol aan tot een oorverdovend lawaai. Daar doorheen hoorden we
het gejank van de vallende bommen, heel even maar, dan een serie daverende
klappen. Het huis schudde en de ruiten rinkelden, maar ze vlogen er niet uit.
Hoe vreemd het ook klinkt, op het cruciale ogenblik schrokken wij niet; het
ging allemaal te vlug. De hele aanval duurde misschien minder dan een minuut.
Pas daarna kwamen de schrik en de angst. De raid was nog niet afgelopen. De
Jachtbommenwerpers kwamen terug voor een nieuwe ronde. Ondanks het tumult liep
ik naar de buitendeur en keek door de ruiten naar buiten. De machines raasden
laag over de huizen. (…) Ze schoten hevig met hun boordkanonnen en
machinegeweren, ze trokken op en kwamen weer terug. Ook deze aanval duurde erg
kort. Natuurlijk ga ik kijken. De bommen moeten in de buurt van de
Heemraadssingel zijn neergekomen. Meer mensen liepen dezelfde kant op. Iedereen
vroeg aan iedereen wat er precies was gebeurd, maar niemand scheen het te
weten. Bij de brug over de singel was het een chaos. Er waren bommen gevallen
op de Heemraadssingel, de Mathenesserlaan en in de
Robert Fruinstraat. Op de Mathenesserlaan had een voltreffer
een Nederlands politiebureau verwoest; alle agenten waren op slag dood[54]. Op dezelfde
laan waren verscheidene huizen getroffen. Het hoofdkwartier van de Sicherheitsdienst, pal naast het gemeentearchief, scheen
het doelwit te zijn geweest, maar het gebouw was slechts beschadigd. De boom
rechts tegenover de ingang was door een bom ontworteld. Een grote trechter
bevond zich naast de neergestorte stam. De gevel was pokdalig door de gaten die
de scherven en de beschietingen hadden veroorzaakt. Slachtoffers kon ik, omdat
ik te ver weg stond, niet onderscheiden. Duitsers liepen zenuwachtig heen en
weer en ze schreeuwde daarbij, zoals gewoonlijk, zeer hard. Er kwam een auto
van de Grüne Polizei
aanrijden. Op de spatborden naast de motorkap zaten twee 'groenen' met
machinepistolen. Eén van hen schoot in de lucht en liet vervolgens de loop van
zijn geweer zakken in de richting van de toegestroomde wijkbewoners. De andere
deed hetzelfde. De mensen gingen er als hazen vandoor, omdat ze wisten wat er
zou gebeuren als ze bleven staan. (…) Bij deze aanval verloren 64 Nederlanders
het leven, onder wie een vriendin van mijn moeder. Ze liep net langs het
hoofdkwartier van de Sicherheitspolizei toen het
bombardement begon. Ze schuilde in de portiek. De bom die de boom ontwortelde
doodde ook haar. Op het lichaam waren geen verwondingen te zien; het kwam door
de luchtdruk".[55]
Teneinde een aantal verzetsstrijders te bevrijden en de SD-archieven alsnog te vernietigen beraamt de LKP op
donderdag 21 december 1944 een overval op het SD-pand
aan de Heemraadssingel 219. Die avond zal vrijwel het voltallige personeel van
de SD (ca. 60 man) het joelfeest vieren in het Kasino
aan de Heemraadssingel 157. Op de Aussenstelle, nr.
219, zou dan nog slechts zes man bewaking aanwezig zijn. Maar liefst 75 LKP-ers worden bij de actie ingezet. Een kopgroep van 15
man zal de Aussenstelle binnenvallen, de bewaking
overmeesteren en op een hoger gelegen verdieping de gevangenen bevrijden.
Tegenover de Aussenstelle, in de bosjes langs de
singel, zal een dekkingsploeg van 30 man liggen. Nog eens 30 man worden ingezet
om het Kasino en het nabijgelegen pand van de Ordnungspolizei van verschillende kanten af te schermen,
teneinde eventuele hulp aan '219' tegen te houden. Om het pand binnen te komen
wil de LKP gebruik maken van het feit dat iemand er die avond vanuit het Kasino oliebollen zal bezorgen. Zodra de deur voor hem
wordt geopend, zullen de LKP.'ers naar binnen
dringen. Om kwart over zeven die avond werd de actie ingezet. De
oliebollenbezorger belt aan en de deur gaat half open. De man staat angstig te
aarzelen en wordt door LKP'ers opzij geduwd; deze
dringen de hal binnen. Eén van de bewakers wil zich verweren en wordt
neergeschoten. Daarbij valt een luid pistoolschot. Door een misverstand wordt
dit schot door de dekkingsploeg opgevat als het alarmsignaal. Deze ploeg opent
vervolgens in het donker wild het vuur op de Aussenstelle.
De LKP'ers die daar in de hal staan, moeten door het
spervuur van de eigen zijde heen uit het pand zien weg te komen, vloekend op de
dekkingsploeg, die hun de kogels om de oren jaagt, ja, sommigen schieten zelfs
woedend terug. Drie LKP'ers raken door de
rondvliegende kogels gewond, zij het niet ernstig. Tenminste één toevallige voorbijganger vindt de dood [56].
In grote verwarring tracht iedereen vervolgens een goed heenkomen te vinden.
Van het bevrijden van gevangenen en het vernietigen van archieven is niets
terechtgekomen. De overval is volledig mislukt[57].
Op 17 september 1944 beginnen de geallieerden hun aanval
op het Nederlandse grondgebied. Om dat offensief te steunen, roept de
Nederlandse regering in Londen op diezelfde dag de spoorwegstaking uit. De bezetter
verbiedt als wraak voor de staking het scheepvaartverkeer, zodat West-Nederland
ook niet over water met voedsel bevoorraad kan worden. Als gevolg hiervan
worden de rantsoenen voortdurend verlaagd. Ook het distributiesysteem werkt
niet goed meer: de helft van het beschikbare voedsel wordt via het clandestiene
circuit verkregen. Daarbij moet niet alleen worden gedacht aan zwarte handel,
maar ook aan contacten met familieleden of kennissen die bij de productie of
distributie van voedsel betrokken zijn en aan de hongertochten naar
landbouwgebieden.
In december 1944 begint de hongersnood. Ook brandstof om
voedsel mee te bereiden en om zich te warmen is nauwelijks nog verkrijgbaar.
Geschat kan worden dat er in Rotterdam zo'n 4.500 mensen sterven van honger en
kou. Opvallend is dat van sociale ongelijkheid voor de dood nauwelijks sprake
is. De arbeidersklasse weet minstens zo goed raad met de scharreleconomie als
de beter gesitueerden. De hongerwinter sloeg aan de
Heemraadssingel daarom net zo hard toe als elders. Alles wat maar eetbaar is
moet er aan geloven, suikerbieten, tulpenbollen (voor de betere standen) en ook
de waterhoentjes uit de singel. Hout was nergens meer veilig. Op grote schaal
worden bomen gerooid en worden brugleuningen en bankjes gesloopt[58]
Jan Vink (toen 15 jaar)[59]:
“Op 24 januari
1945 verhuisden we naar de Heemraadssingel 261 (hoek Mathenesserlaan),
dat eerder door de Kriegsmarine was verlaten. De
verhuizing was eerst begin december voorzien, maar moest worden uitgesteld
omdat door het bombardement op het SD-kantoor alle
ruiten kapot gingen en deuren en plafonds werden ontzet. Mijn vader was
conciërge voor de tabaksgroothandels Koch & Co en A.L. van Beek die naar
dat pand verplaatst werden. De handel in tabak lag praktisch stil, maar er werd
nog een voorraadje beheerd, dat in de haven lag opgeslagen. Hoewel mijn vader
daar nooit over sprak, neem ik aan dat hiermee wel werd geruild tegen voedsel.
Mijn zuster Trees werkte bij een grote bakkerij en kreeg daar regelmatig extra
brood mee. Toen de scholen na de Kerstvakantie niet meer open gingen, werd ik
zelf hulpje bij een bakkerskar, wat ook extra brood opleverde, behalve die keer
dat de kar razendsnel door een dozijn huisvrouwen werd leeggehaald. Een tante
was dienstbode aan de Spoorsingel en schilde daar de aardappels extra ruim. Die
aardappelschillen werden door ons gekookt en gegeten. Om het rantsoen aan te
vullen heb ik nog met een schepnetje stekelbaarsjes in de singel gevangen. Om
de grondsmaak kwijt te raken deed ik ze eerst bij ons in de badkuip. Vanwege de
vele stekels en graten bleken ze echter niet te eten. Op een gegeven moment was
onze kat verdwenen. Ik ben ervan overtuigd dat deze door omwonenden is
opgegeten. Eenmaal ben ik met een handkar bij de boeren rond Bergschenhoek om eten gaan vragen. Dat leverde toen wat
suikerbieten op. Het eten werd gekookt op een noodkacheltje. Bij de verhuizing
had mijn vader uit het vroegere bedrijfspand een lading cokes meegesmokkeld.
Later hebben we rollen linoleum verstookt in het kacheltje. Dat gaf zoveel
stank en rook dat we dit buiten op het platje deden.
De paden langs de singel waren aangelegd met behulp van sintels, de as van
de toen algemeen gebruikte kolenkachels. Mensen gingen hier op zoek naar
onverbrande restjes steenkool. Zo ontstonden diepe kuilen langs de singel
waarin mensen met grote zeven de sintels aan het zeven waren[60].
Van de houten brug over de singel bij de Schietbaanlaan verdwenen de uit takken
vervaardigde brugleuningen. De bomen langs de singel zijn de jacht naar
brandhout echter ontkomen.
Door de voortdurende honger was je eigenlijk de hele dag bezig met het
verkrijgen van voedsel en had je verder nergens aandacht meer voor. Van de
centrale gaarkeukens hebben we echter nooit gebruik hoeven te maken. Het was
een geweldig moment toen de geallieerde voedseldroppings plaatsvonden. Ik heb
nog met een Nederlandse vlag op het dak staan zwaaien. De vliegtuigen kwamen zo
laag over dat je de piloten kon zien zitten. Van het uitgeworpen voedsel hebben
we echter nooit wat gehad, wel van het eten dat later per schip is aangevoerd.”
In een van de noodwinkels op het Heemraadsplein
(Heemraadssingel 263) bevond zich één van de meer dan 100 uitdeelposten van de
Centrale Keukens[61].
Deze gaarkeukens bestonden al sinds het begin van de oorlog maar pas tijdens de
hongerwinter spelen ze een belangrijke rol in de
voedselvoorziening. Aan ingeschreven personen wordt tegen betaalbare prijzen
(en distributiebonnen) dagelijks warme maaltijden verstrekt. In Rotterdam
verdeelt men tijdens de hongerwinter tot 250.000
maaltijden per dag, die overigens steeds kariger worden.
In april 1945 wordt aan Heemraadssingel 329 b een
stencilpost van het illegale blad Trouw gevestigd. Hier wordt de landelijke
editie van dit blad in een oplage van (uiteindelijk) 15.000 exemplaren
geproduceerd, met een leesbereik dat uiteraard vele malen groter is. Na Dolle
Dinsdag wordt daarnaast in samenwerking met vijf andere illegale bladen onder
de naam 'De Vrije Pers' driemaal per week een nieuwsbulletin uitgebracht met
een gezamenlijke oplage van 55.000 exemplaren. De zuidelijke Maasoever kent een
eigen Trouw-groep, omdat de rivier bij de
verspreiding een onoverkomelijk obstakel blijkt.
Er is een kleine kerngroep die zich bezighoudt met
nieuwsgaring, redactie, druk- en stencilwerk, bijeenbrengen van benodigde
voorraden en distributie naar de verspreiders. De krant wordt voor het grootste
deel door koeriersters verspreid. In het totaal zijn er tientallen mensen bij
betrokken. Bij al dit werk moet de grootste geheimhouding worden betracht. Het
is wel tien keer voorgekomen dat een stencilpost ijlings moest worden verlaten
en de gehele inventaris per handkar of bakfiets naar een veiliger adres moest
worden verhuisd. Aan de Heemraadssingel worden de bulletins over de geallieerde
voedseldroppings, de dood van Hitler en de Duitse
capitulatie vermenigvuldigd op een stencilmachine die nu nog te bezichtigen is
in het Oorlogs en Verzets
Museum Rotterdam[62].
Met ingang van 8.00 uur op 5 mei 1945 kondigt het Duitse
leger een wapenstilstand af, die een dag later wordt gevolgd door een
onvoorwaardelijke overgave. Het Eerste Canadese Legerkorps kan echter pas op 8
mei westelijk Nederland binnentrekken. Tot op het laatste moment patrouilleren
Duitse militairen en politie door de straten om de orde te bewaren. In de loop
van de middag trekken Canadese colonnes Rotterdam binnen waar zij door een
uitbundige bevolking worden verwelkomd. De Binnenlandse Strijdkrachten maken
hiervan een live-radiorapportage. Er wordt ondermeer
uitgezonden vanuit het voormalige SD-hoofdkwartier
aan de Heemraadssingel (MP3-geluidsfragment),
waar een interview wordt gehouden met twee bekende Rotterdamse voetballers die
juist met de geallieerde troepen van tewerkstelling in Duitsland zijn
teruggekeerd[63].
Tot laat in de avond heerst er een dolzinnige vreugde.
Aan deze euforie wordt nog bijgedragen door het kaalknippen van moffenmeiden.
B.H. Laurens meent: "Wat snel opviel, was dat het kaalknippen beperkt bleef tot de
volksbuurten. Moffenhoeren van de Mathenesserlaan en
de Heemraadssingel, de dure straten van Rotterdam-west,
bleven buiten schot. Dat bereikten die meiden door razendsnel een Canadese
officier aan de haak te slaan."[64]
Jan Vink is getuige van dit kaalscheren: "Er was een
oploopje op straat. Toen ik er naar toeliep bleek dat er voor Heemraadssingel
323 een zogenaamde moffenmeid in een hoekje werd gedreven en met een tondeuse
kaalgeknipt. Ik kon hier geen waardering voor opbrengen".
Na enkele schietincidenten verbiedt de Canadese
commandant op 8 mei in de loop van de ochtend het dragen van wapens door de in
de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) verenigde verzetsgroepen. Na ernstige
protesten van de zijde van de BS wordt dit verbod in de loop van de middag weer
ongedaan gemaakt. Zo kan een gemotoriseerde eenheid van de BS (onderdeel van de
'Vliegende Colonne') die middag gewapend op de Heemraadssingel voor de
fotograaf poseren. Maar het inrekenen van de Duitsers en
in het bijzonder van leden van de SD en de SS, waarnaar door de
verzetsstrijders zo lang is uitgezien, blijft voorbehouden aan de Canadezen.[65]
De Canadezen richten op verschillende plaatsen in de stad
kampementen in: op Heemraadssingel en Heemraadsplein, in het Park en in het
Park Rozenburg. In de omgeving van de Heemraadssingel arriveren op 8 mei rond
zes uur honderden legervoertuigen[66].
B.H. Laurens schrijft hierover: "De Heemraadssingel werd van de Vierambachtstraat tot Mathenesserlaan
afgezet. De manschappen zetten hun tentjes op naast jeeps, trucks of carriers.
Speciale kooktoestellen, benzinevergassers met een pomp om de zaak onder druk
te brengen, plaatsten ze in het gras. Uit hun voertuigen haalden ze
levensmiddelen in blik, zoals meat en vegetables en Irisch stew, die ze in hun etensblikken opwarmden. Ik zag een
Canadees een geïmproviseerd komfoor gebruiken, dat hij had gemaakt van een leeg
conservenblik. De bovenrand had hij ingeknipt en de
aldus ontstane lipjes om de ander naar buiten gebogen. Het blik was gevuld met
zand. Hierover goot hij benzine. Het zaakje brandt als een lier. Even later zat
de man vergenoegd in zijn pruttelende 'mess-tin' te
roeren. Ik mocht kijken, maar ik kreeg niets. Een temptatie, want het spul rook
zo lekker.
Door het hele kamp legden pioniers elektrische verlichting aan. Een grote
overdekte vrachtauto, de aggregaattruck, begon te grommen en overal flikkerden
lichtjes aan. Een wonder, die knapen maakten zelf stroom! De benzine vonden we
een gekke kleur hebben, lichtrood in plaats van wit. Bij de Mathenesserlaan
stond een verbindingsauto, een grote gesloten zestonner met antennes die overal
uit het dak staken. Uit het inwendige van de wagen klonken verwarde geluiden
door de half openstaande deur kon ik soldaten zien zitten met een koptelefoon
op en ze praatten in en microfoon die ze in de hand hielden. (...) Veel vrouwen
wierpen zich letterlijk in de armen van de bevrijders, die zich dit
buitenkansje niet lieten ontgaan. Die jongens hadden de tijd van hun leven en
er was keus te over. 's Avonds waren de tentjes druk bezet en als het licht
uitging, wist je hoe laat het was."[67]
De toen vijfjarige Peter Blanker: “Ik ga met mijn vriendjes naar het
Heemraadsplein. Daar hebben de Canadezen een hele stad gebouwd van grote en
kleine tenten en in die grote tenten mag je gewoon naar binnenlopen. De
soldaten zijn heel aardig en nemen de kinderen ook op de schouders. In een tent
zitten een paar soldaten te kaarten. Ze drinken bier en ze knabbelen het een of
ander. Als ik binnen kom en aan hun tafel sta stopt een soldaat mij iets in m’n hand. Het zijn een heel stel wittige balletjes. Ik heb
een hand vol ovale knikkertjes soms ook doorgebroken. Ze zijn vettig en er zit
zout aan. De soldaat wijst naar m’n mond, stopt dan
ook zelf wat van die balletjes in zijn mond. Ik doe hem aarzelend na, ik begin
te kauwen en ik proef voor het eerst pinda’s. Ik weet niet wat me overkomt en
wat er precies gebeurt, maar terwijl ik de smaaksensatie sta te verwerken en
bedachtzaam m’n lippen aflik en uit het blik op tafel
een tweede handje nootjes pak, schateren de mannen het uit. Een van de mannen
staat op en pakt uit een kist een groot blik, glanzend en goudgeel beschilderd
met Engelse woorden. Hij haalt
zijn hand door mijn haar en stopt het hele blik in mijn handen. Foor the femelie
zegt ie.”.[68]
Jan Vink: Fotograaf Kramer belde bij ons aan om vanuit de
woning een foto van het kampement te mogen maken. Om de voorgrond te vullen
vroeg hij ons gezin om op het balkon plaats te nemen. Dit heeft een mooie foto opgeleverd. Het kampement is meer dan een
maand blijven bestaan en trok veel vrouwen van allerlei slag aan. Ik ben ook
onmiddellijk naar de Canadezen gegaan om eten en sigaretten te bietsen. Overal werden
feestjes georganiseerd. Het ging daarbij eigenlijk vooral om muziek, dansen en
zingen. Ook voor ons huis (Heemraadssingel 261) heeft een bandje gespeeld. Met
enkele vriendjes ben ik door de openstaande deur het verlaten NSB-kantoor binnengegaan waar ik een aantal boekwerkjes heb
meegenomen die nu bij het Oorlogs- en Verzetsmuseum
liggen.
Hans Catz, die op de vlucht voor
de jodenvervolging na vele omzwervingen uiteindelijk
dienst had genomen in het geallieerde leger: “Ik was een van de allereerste
geallieerden die Rotterdam binnenreed. Ik heb zelfs nog een paar handtekeningen
uitgedeeld. Een beetje gek, 'Hans Catz', niet zo erg interessant.
Mijn motorrijder moest naar het Parkhotel en ik loodste hem door Rotterdam.
(…) We reden over de Kruiskade tot
aan de hoek met de Westersingel. (…) Op die hoek werd
ik afgezet. (…) Ik hoefde nog maar een klein eindje te lopen, even rechtdoor naar
de Heemraadssingel. Tante Ro en oom Daan woonden op
nummer 132, op de hoek met de Middellandstraat. Ik
stapte van de motorfiets en bij reed door. Ik moest oversteken naar de andere
kant van de straat, even wachten, en komt een fietser aan. Dat was Daan.'Daan!
''Hé Hans, dag Hans! (…)
Het
was wel heel onwezenlijk, daar weer terug te zijn in Rotterdam. Ik liep nog
rond in battle-dress, had zelfs nog een revolver bij
me die ik nog van die Duitse krijgsgevangenen had afgenomen. 'Ik vind dat zo éng', zei Rootje. Op een dag heeft ze hem stiekem in de
Heemraadssingel gegooid.
Ik ging kijken in ons oude huis, Heemraadssingel 131. Ik heb wat
rondgelopen, rondgekeken. Een wonderlijk gevoel, krankzinnig gek. Het was
helemaal uitgewoond, maar onze wasbakken en onze kasten waren er gewoon nog. Al
ons huisraad en kleren hadden we meegenomen toen we in Noordwijk
waren gaan wonen. Er stond wel nog een gedeelte van ons oude meubilair, wat
stoelen en staande lampen en een vleugel. Sommige joodse huizen, ook ons huis,
waren aan het begin van de oorlog door de Duitsers geconfiskeerd
en na de bevrijding waren er Engelsen in getrokken. Ik vertelde hen dat ik de
vleugel zou laten ophalen, maar toen ik de volgende dag terug kwam was de
vleugel weg. Die Engelsen dachten: 'ach, die mensen die hun spullen komen
halen, wat zou het, die spullen zijn nu gewoon van ons.' (…) In de gebouwen van
de kunstacademie hadden de Engelsen hun hoofdkwartier en daar hadden ze de
vleugel heengebracht. Er werden wat jazzliedjes op gespeeld. Later hebben ze
hem toch weer teruggegeven.[69]
Op zondag 10 juni paraderen 5000 Canadese militairen over
het traject Kruiskade, Middellandstraat en Vierambachtstraat. Vanaf een podium op de Heemraadssingel
neemt de commandant de parade af in gezelschap van de burgemeester. De voor deze
gelegenheid extra opgepoetste gevechtswagens van alle typen, evenals geschut
van verschillende afmetingen, maakten een sterke indruk op het publiek. Maar de
meeste belangstelling trok zeker wel een Schots regiment met zijn doedelzakspelers
in nationale kleding.[70]
De Trouw-groep gaat
onmiddellijk over tot het drukken van het eerste legale nummer van Trouw dat op
9 mei verschijnt. De krant wordt gedrukt op de rotatiepersen van de Nieuwe
Rotterdamse Courant aan de Witte de Withstraat. Deze
krant is wegens collaboratie met de Duitsers bij de bevrijding onmiddellijk een
verschijningsverbod opgelegd. Het - in de kop vermelde - redactieadres blijft
nog enige tijd Heemraadssingel 329 b.
Om de joden die na de
oorlog terugkeren naar Rotterdam tijdelijk te huisvesten wordt het Joods Tehuis
tot stand gebracht aan de Heemraadssingel 115 (van 1950 t/m 1972 is dit,
uitgebreid met Heemraadssingel 113 en 117, het ‘Joods Tehuis voor Oude Lieden’.). De wijze waarop de
joden in Nederland werden ontvangen hield niet bepaald over. De heer R.A.H. van
Hertzfeld: “Toen mijn ouders en ik half juni 1945 vanuit het kamp Theresienstadt terugkeerden naar Rotterdam kwamen wij in
het Joods Tehuis terecht. Mijn ouders kregen daar een zeer klein kamertje van
10 m2 meter of iets dergelijks. Op een gegeven moment konden wij toen de woning Heemraadssingel 217b huren en
latere kopen. Daar woonde voor de oorlog een oud-oom
van mijn vader, de heer Bosman. Hij overleed in het
begin van de bezetting, zijn vrouw
werd gedeporteerd en kwam daarna om. Het huis is toen in handen gekomen van een
NSB-er, die dit na de oorlog dus weer heeft moeten afstaan.” [71]
Hans Catz:
“Er waren
nogal wat problemen die vlak na de oorlog leidden tot vrij algemeen voorkomende
antisemitische gevoelens. Want wat gebeurde er? Er waren joodse huizen geweest
en die huizen waren door de Duitsers in beslag genomen of voor een schijntje
gekocht. Als je als jood niet inging op dat bod, werd je gewoon of gepakt en
kreeg je helemaal niets. Of de Duitsers 'beheerden' die joodse huizen die ze
vervolgens namens de joodse eigenaren verkochten. Mensen kochten dan, gewoon
via een makelaar, zo'n huis (…) Kwamen ineens die joden na de oorlog terug en
zeiden: dat is mijn huis. Wie weet was dat huis in middels al tien keer in
andere handen overgegaan. En dan kom er ineens een man binnenzetten die zegt
dat hij Cohen heet er dat het zijn huis is.” [72]
Aan de Heemraadssingel 163
is tot 1950 de Stichting Eigenaren Joods Onroerend Goed (EJOG) gevestigd. Deze
stichting verleent joodse eigenaren steun die in het kader van het naoorlogse
rechtsherstel via procedures proberen hun bezittingen terug te krijgen.
Het voormalige
hoofdkwartier van de SD aan de Heemraadssingel 226 wordt na de bevrijding
hersteld en blijft nog tientallen jaren in gebruik als kantoor. De kogel- en
scherfgaten, die zowel de voor- als achtergevel ontsierden, worden met cement dichtgepleisterd. Meer dan twintig jaar blijven de
herinneringen aan die 29e november 1944 duidelijk zichtbaar. Het pand wordt
gesloopt in 1969, waarna de OGEM op die plaats een nieuw kantoorgebouw laat
neerzetten[73].
Verschillende de SD-ers die aan de Heemraadssingel werkten krijgen lange
gevangenisstraffen. De verrader Anton van der Waals wordt op 7 mei 1948 ter
dood veroordeeld en op 26 januari 1950 gefusilleerd.
De mislukte luchtaanval op
het SD-kantoor krijgt nog een bijzonder vervolg. Als
in 1987 de renovatie en nieuwbouw in de Bellevoystraat
een aanvang neemt, waarschuwt een ongeruste bewoner B&W voor de
mogelijkheid dat een niet ontplofte vliegtuigbom die bij dit bombardement is
afgeworpen door de bouwactiviteiten wel eens zou kunnen ontploffen. Na
langdurig speurwerk door de Explosieven
Opruimingsdienst (EOD) wordt achter het pand Bellevoystraat
29 een duizendponder gelokaliseerd op een diepte van
tien meter onder de grond. De bom krijgt bekendheid als de 'Bellebom'
naar de Bellevoystraat waar hij is gevonden.
Rotterdam besluit tot een grote ontruimingsoperatie om ieder risico voor de
bevolking dat de bommen bij demontage exploderen uit te sluiten.
Op de dag van de demontage,
zondag 27 maart 1988, is een speciale noodverordening van toepassing op het
gebied rond de bom. In sector A, met een straal van 300 meter vanaf de bom, moeten
bijna 7.000 inwoners voor de duur van een dag worden geëvacueerd. In een gebied
daaromheen, tot 600 meter van de bommen, mag zich gedurende de demontage van de
bom niemand op straat begeven. Ook de Heemraadssingel behoort vrijwel geheel
tot sector B. De ruim 14.000 inwoners van deze 'scherfsector' mogen zich,
indien zij thuis blijven, slechts bevinden "in ruimten gelegen aan de
zijde van de woning of gebouw, die van het explosief zijn afgewend, dan wel het
tussengelegen gedeelte van die woning of dat gebouw, mits dat voldoende
bescherming biedt en de toegang tot bepaalde ruimte is gelegen aan de zijde van
het gebouw dat van het explosiegevaar is afgewend".
Bij deze ontruiming, de
grootste evacuatie tot dan sinds de Watersnoodramp van 1953, worden 2000
ambtenaren ingezet, waaronder 1000 politiemensen. Hoewel burgemeester Peper als
hij het sein "veilig" wil geven, per ongeluk opdracht geeft aan de
EOD om de bom te 'detoneren' in plaats van te 'demonteren', verloop de operatie
zonder problemen[74].
Amersfoort,
dr. H. en drs. P.H. Kamphuis (redactie), Mei 1940; De strijd op Nederlands
grondgebied, Den Haag, 1990,
Bakels, F.B., Nacht und Nebel; Mijn verhaal uit
Duitse gevangenissen en concentratiekampen, Amsterdam/Brussel, 1983 (1e druk
1977)
Blanker,
Peter, Eigen weg: het levenslied van een zondagskind, Shetland
Isles, 2014.
Catz, Hans, Het oog van de
naald; Een verhaal uit de Tweede Wereldoorlog, Huizen, 1999.
Crisis
Onderzoeks Team 'Operatie Bellebom
'88: het zekere voor het onzekere, Arnhem, 1989.
Durlacher, G.L., Strepen aan de
hemel; Oorlogsherinneringen, Amsterdam
Elfferich, L., Rotterdam werd
verraden, Abcoude, 1990
Gemeentelijke
Archiefdienst Rotterdam, Gids Tweede Wereldoorlog; verzamelingen in het
Gemeentearchief Rotterdam, Rotterdam 1990
Gemeentelijke
Technische Dienst, afdeling IV, Woningtoezicht juni 1940, 'Opgave van
woningnummers en aantal verwoeste woningen' (GAR)
Heel,
Pater Dalmatius van, Het St. Luciagesticht
vroeger Rottekade, in 1940 geheel verwoest, thans
gevestigd: Heemraadssingel 101-103, z.j, z.p. (GAR)
Jong,
L. de, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, Den
Haag/Leiden, 1969-1988 (wetenschappelijke editie)
Kok,
A., De verrader; leven en dood van Anton van der Waals, Amsterdam 1995
Korthals Altes,
A., Luchtgevaar; Luchtaanvallen op Nederland 1940-1945, Amsterdam, 1984
Korthals Altes,
A, Bommen aan de Heemraadssingel, NRC-Handelsblad
19-3-1988
Laurens,
B.H., Hun armoede en hun grauwe gezicht; Hongerwinter '44-'45, Rotterdam, 1985
Laurens,
Ben, Rotterdam geblaakte stad, Rotterdam 1995
Mallan, K. Als de dag van
gisteren; Rotterdam 10-14 mei 1940, Weesp, 1985
Oosthoek,
A., De knokploeg Rotterdam-Zuid 1944-1945, Rotterdam,
1990
Overwater, A.M., De Rotterdamse
gevallenen van het verzet 1940-1945, Barendrecht, 1997[75]
Pauw,
J.L. van der, Guerrilla in Rotterdam; De paramilitaire verzetsgroepen
1940-1945, Den Haag, 1995
Radio
Rijnmond presenteert: Rotterdam Bevrijd!;
Herinneringen aan mei 1945, MCA Records, Holland, 1995 (CD).
Schouten,
T, Boy; Een Antilliaanse jongen in het Nederlands verzet, Oranjestad/Den Haag,
1985
Sørensen, Ronald, Een gehate
minderheid; NSB’ers in Rotterdam, Rotterdam, z.j.
Sijes, B.A., De razzia van
Rotterdam; 10-11 november 1944, Amsterdam, 1988
Troost,
P., Noodwinkels in bezet Rotterdam, Rotterdam, 1996.
Trienekens, G., Voedsel en honger in
oorlogstijd 1940-1945; Misleiding mythe en werkelijkheid, Utrecht/Antwerpen,
1995.
Trouw
en De Vrije Pers in bezet Rotterdam 1944-1945; Het werk en de lotgevallen van
de Trouw-groep Rotterdam, Kampen
Visser,
F., De zaak Antonius van der Waals, Den Haag
Vries,
G.J.P. de, Achter de schermen; de ondergrondsche
strijdt voor onze bevrijding, z.p. 1985 (1e druk
1945)
Wehrmeijer, F., Rotterdam in oorlog
en vrede, 1995
Zonneveld,
F.J. van, Rotterdam 1940 1945; Tram- en autobusdienst tijdens de
bezettingsjaren, Rotterdam, 1995
Illustraties:
-
schuilloopgraaf, Frits Wehrmeijer, Rotterdam in
oorlog en vrede, 1995, foto C. Baksteen
-
tijdbom bij SD-gebouw, J.L. van der Pauw p. 36, Foto Geljon, Capelle aan den IJssel, collectie GAR
-
het getroffen SD-gebouw. J.L. van dr
Pauw p. 30, Foto Geljon, Capelle aan den IJssel,
collectie GAR
-
idem interieur met bloed op de muur J.L. van der Pauw p. 36, Foto uit collectie
van de auteur
-
Canadezen in tentjes in: Rotterdam in de roes der bevrijding p. 53
-
Canadezen op de singel, Rotterdam van dag tot dag, afl
3, foto GAR/C. Kramer
-
De vliegende colonne van de BS op 8-5-45 aan de Heemraadssingel, Rotterdam van
dag tot dag afl 3, foto GAR/C. Kramer
[1] Zie: "Mei 1940;
De strijd op Nederlands grondgebied", onder redactie van dr. H. Amersfoort
en drs. P.H. Kamphuis, Den Haag, 1990, p. 263 e.v.
[2] Ben Laurens, 1995, p. 31
[3] Rotterdamsch Nieuwdsblad 13-10-1938, De stad in oorlogsnacht.
[4] H. de Goede, brief van 18-5-1944, GAR
verzameling WOII, inventarisnr. 1429
[5] Bron: telefoongesprek en correspondentie
van de auteur met dhr C. de Jong in november 2000
[6] Gemeentelijke Technische Dienst,
afdeling IV, Woningtoezicht juni 1940, 'Opgave van woningnummers en aantal
verwoeste woningen' (Gemeente-archief Rotterdam). Ook
Schietbaanlaan 91 staat hier als verwoest aangegeven, maar dit pand bestaat
nog.
[7] B. de Jong, Het Vrije Volk, 10 mei 1980.
[8] Overgenomen uit: Rotterdam
1940-1945; Tram en autobusdienst tijdens de bezettingsjaren, F.J. van Zonneveld
Rotterdam 1995 p. 55 en 56
[9] H. de Goede, brief van 18-5-1944, GAR
verzameling WOII, inventarisnr. 1429
[10] K. Mallan p.
157
[11] 175 jaar Nijgh & Van Ditmar, 2012
[12] Op de kaart met catalogusnummer I 210.01
zijn 4 bommen bij het Heemraadsplein ingetekend. Zie de afbeelding hiervan in
GAR, Gids Tweede Wereldoorlog, p.228
[13] Elfferich
p.281
[14] Ben Laurens, 1995, p. 84
[15] Zie "Rotterdam werd verraden",
Loek Elfferich, Abcoude,
19.., hoofdstuk 2.
[16] Ben Laurens, 1995, p. 66
[17] Ben Laurens, 1995, p. 70
[18] Zie: "Luchtgevaar; Luchtaanvallen
op Nederland 1940-1945, A. Korthals Altes, Amsterdam, 1984, p. 91
[19] Durlacher p.
32-33
[20] Korthals Alter
p. 69
[21] Rotterdams Nieuwsblad, 5-9-1941, "Bommen
op Rotterdam; Dertien doden, 49 zwaar gewonden en 36 licht gewonden".
[22] "20 januari 1942. Uit Rotterdam
zijn ongveer 50.000 mensen vertrokken wegens de vele
bombardementen, voor een groot deel zijn dit gegoede burgers." (H. Mees:
Mijn oorlogsdagboek, p. 212
[23] P. Troost, p. 6
[24] Ben Laurens, 1995, p. 148-150
[25] GAR verzameling WOII, inventarisnr. 26
[26] Bijschrift bij foto Rotterdams
Nieuwsblad/Geleeds catalogus nr gemeentearchief
Rotterdam R6218/3
[27] Rotterdamsch
Nieuwsblad 4-7-1944: Pleinconcert en 14-7-1944: Meer orde bij pleinconcerten
zeer gewenscht!
[28] D. van Heel, p 23
[29] A.M. van Dantzig verschafte op 17-2-2001 telefonisch verschillende
inlichtingen
[30] Hans Wischhausen,
directeur, NSDAP-lid vanaf 1936, sinds 1940 aan
Heemraadssingel 107 gevestigd;
Hans Buchna, Feinmechaniker, al voor 1934 te Rotterdam, Heemraadssingel
290a en sinds 1937 NSDAP-lid;
Eberhard Kusen, directeur bij het Nederlands Havenbedrijf, reeds
voor 1934 in Rotterdam, sinds 1934 NSDAP-lid en
wonende aan de Heemraadssingel 372, de opticien W. Wever, NSDAP-lid
sinds 1935 en woonachtig aan de Heemraadssingel (huisnummer niet bekend). Bron:
L Elfferich p. 62 e.v.
[31] De Rotterdammer 30-6-1941;
Fotoverslag in Volk en Vaderland 4-7-1941
[32] Rotterdamsch Niewsblad 12-6-1944
[33] J.L. van der Pauw, hoofdstuk 7
[34] F. Bakels, p.
33-34
[35] Hans Catz,
p. 17
[36] Ronald Sørensen, p. 41
[38] Ontleend aan een telefoongesprek met
Hanneke Bruijninckx-Magielsen en aan het artikel
“Tien kilo aangekomen? Dan meteen op dieet; Zwangere vrouwen waren in goede
handen in kraaminrichting Carmenta” in het RD van
8-2-2003.
[39] deze paragraaf is onteend
aan en geciteerd uit A. Kok p. 180-184 en F. Visser hoofdstuk XX
[40] L. de Jong deel 8 p.
215-116
[41] J.L. van der Pauw p. 118
[42] J.L. van der Pauw, p, 36
[43] A.M. Overwater
p.81
[44] J.L. van der Pauw p. 176-177
[45] J.L. van der Pauw, p. 226
[46] A.M. Overwater
p. 53, 91, 100, 151.
[47] B.H. Laurens, p.16-17. Dergelijke
schietpartijen kwamen vaker voor. B.A, Sijes, p. 37.
[48] Gegevens ontleend aan J.L. van der Pauw.
p. 237-238 en G.J.P. de Vries, p. 36-37
[49] Ontleend aan J.L. van der Pauw, p.
272-276, T. Schouten, p. 85-89, A. Oosthoek, p. 56, 83-103. Segundo Ecury
van de Haagse LKP was, nadat verschillende leden gearresteerd waren, ondergedoken aan de Mathenesserlaan
352a, terwijl anderen onderdoken in een niet nader aangeduid pand aan de
Heemraadssingel. A. Oosthoek p. 55
T. Schouten, p. 86. De betrokken personen maakte deel uit
van de 'Haagse ploeg'. Nadat ondermeer leider Chris Cattel
was gearresteerd doken de restanten onder aan de Mathenesserlaan
352a en een niet nader aangeduid pand aan de Heemraadssingel. A. Oosthoek p. 55
[50] T. Schouten, p. 87-89
[51] J.L. van der Pauw, p. 260
[52] Sijes, B.A.,
p. 143
[53] A. Korthals Altes, Bommen aan de Heemraadssingel, NRC-Handelsblad
19-3-1988
[54] Het betreft de Mathenesserlaan
290 waar de afd. Drankenwet van de politie was gevestigd en waar vier
politiemensen omkwamen. Zie: De namen van de Rotterdamse politiemannen die
vielen in de jaren 1940-1945, bibliotheek GAR, catalogusnr.
VI C 16.
[55] B.H. Laurens p. 27-29
[56] G.J.P. de Vries, p. 26
[57] J.L. van der Pauw, p. 263-264
[58] G. Trienekens,
p. 69, 73-77, 88, 92, 93, 99
[59] Ontleend aan intervieuw met Jan Vink en Trees Vink door Hans Flier op 12-5-1999.
[60] Zie ook: Kolen zeven aan de
Heemraadssingel was direct na de oorlog nog normaal; Dagen na bevrijding was er
nog slechts mondjesmaat voedsel voorhanden, De havenloods 2-5-1995.
[61] Rotterdams Nieuwsblad 22-2-1944
[62] Bron: Trouw en de Vrije
Pers in bezet Rotterdam Het genoemde museum is gevestigd aan de Veerlaan 82-92 te Rotterdam.
[63] Radio Rijmond, track 15:
rapportage vanuit het voormalige hoofdkwartier van de S.D. aan de Heemraadssingel
[64] B.H. Laurens p. 149
[65] J.L. van der Pauw p. 360-362
[66] Trouw, 9 mei p. 1: "De bevrijders
in Rotterdam".
[67] B.H. Laurens p. 152-153
[68] Peter Blanker, Eigen weg, 2014, p. 19-20
[69] Hans Catz, p. 204-205
[70] Het Vrije Volk 9 en 11 juni 1945
[71]
Gesprek met de auteur, februari 2001
[72] Hans Catz, p. 208
[73] B.H. Laurens p.29.
[74] Gegevens over de Bellebom
zijn ontleend aan: Crisis Onderzoeks Team 'Operatie Bellebom '88: het zekere voor het onzekere, Arnhem, 1989.
[75] Overwater was
zelf verzetsman. Hij werd tweemaal door de Duitsers gearresteerd, de tweede
maal nadat hij een schoolgenoot van de Zeevaartschool op de Heemraadssingel een
anti-Duits pamflet gaf waarmee deze werd gepakt (Rotterdams Dagblad 3-5-1997:
'Monumentaal boek over gevallenen in verzet'.)