GEMEENTERAAD.
Zitting van 9 april 1914. P. 132 - 137
De
heer Spiekman. (...)
Mijnheer
de Voorzitter! In de tweede plaats wensch ik over het plan zelf enkele
opmerkingen te maken die ik een anderen naam dan opmerkingen niet kan geven
betreffende de traceering der straten. Die maken ongetwijfeld een aangenamen
indruk. Zij zijn afwisselend en ook verschillend, en in die verschillendheid
juist aangenaam. Een vraag zou ik echter willen stellen aan het
Gemeentebestuur, n.l. of Burg. en Weth. en de Directeur van plaatselijke werken
inderdaad de behoefte gevoelen om den Heemraadssingel op deze zelfde breedte
van 90 M. door te trekken. Ik breng in herinnering,
dat reeds meer dan eens in deze Vergadering, ik herinner aan den heer van Beers,
die daarop meermalen terecht heeft gewezen, er de aandacht op is gevestigd,
dat in het Westen de enkele breede verkeerswegen op zulk een breedte ontworpen
zijn, dat feitelijk het karakter van verkeersweg heelemaal overschreden wordt.
Het wordt nu een dubbele avenue met water er tusschen en grasperken, wat op
zichzelf heel mooi is, maar wat voor een betrekkelijk sterk bewoond stadsdeel
een ietwat dwazen indruk maakt. Ik heb nooit kunnen ontkomen aan den indruk,
dat eenige der breede straten in het Westen wel ietwat zijn overdreven, in
verband met de hoogte van de gebouwen en de betrekkelijk toch niet groote
drukte van het verkeer. Het wil mij voorkomen, dat, waar zoo buitengewoon wordt
geklaagd over de duurte van den grond, dit het voor de gemiddelde soort van
burgers, wat hun inkomen betreft, onmogelijk maakt om in die buurt te wonen,
omdat de huren voor ben te hoog zijn. Dit is mijns inziens het gevolg van het
aanleggen van die ontzettend breede avenue's, waardoor de grondprijzen
ontzettend moeten stijgen. Zoo heeft het Gemeentebestuur den Heemraadssingel op
een breedte van 90 M. ontworpen. Ik heb mij afgevraagd of 30 M. voor de
Vierambachtsstraat met liet oog op de soort van straat niet te breed moet worden geacht. In ieder geval wil het
mij voorkomen, dat die breede wegen missen het eigenaardige stadskarakter, dat
wij er zoo gaarne aan zouden willen geven, zonder dat de wegen in verband met
het stadsverkeer te smal zijn.
Mijnheer
de Voorzitter! Die opmerking wenschte ik gaarne te maken en ik hoop, dat de
Wethouder daaromtrent een bevredigende verklaring kan geven.
(...)
De
heer de Jong. (...)
Voorts
heeft de heer Spiekman als het ware geklaagd over de te groote breedte van
wegen en heeft bij inzonderheid gewezen op den Heemraadssingel. De heer
Spiekman zeide: waarom nu toch dien Heemraadssingel, die reeds 90 M. breed is,
op diezelfde breedte voortgezet? Het is nog erger. De Heemraadssingel is op het
oogenblik 110 M. breed en de klacht, die de heer Spiekman heeft geuit, is
volkomen uit mijn hart gegrepen. Ik voor mij vind den bestaanden Heernraadssingel
veel te breed. Bij dit plan is die te groote breedte eenigszins beperkt en
teruggebracht van 110 M. op 90 M. Het kan zeer wel zijn, dat dit nog te breed
is; Burg. en Weth. hebben dienaangaande altijd een strijd te voeren, zou ik
haast zeggen, met de Directie van gemeentewerken. De Directie is de meening
toegedaan, dat er zeer breede wegen moeten zijn. Burg. en Weth. zijn van
oordeel, dat die wegen in het nieuwe Westen te breed zijn. Dat is natuurlijk
een verschil van appreciatie; iedereen kan dienaangaande zijn eigen overtuiging
zijn toegedaan. Ik voor mij zou gaarne willen, dat de breedte voor zoover
mogelijk kon worden beperkt. Ik zie niet in, waarom er moeten zijn wegen, die
40 M. breed zijn, terwijl zij in liet midden dan worden opgevuld met zwarte
koolaschpaden, waarop bijna niemand loopt. In dat opzicht ben ik het dus
volmaakt met den heer Spiekman eens,
maar de heer Spiekman zal moeten
toegeven, dat bij dit plan, uitgezonderd bij den Heemraadssingel, gestreefd is
naar vereenvoudiging van de breedte. De breedte is bijna nergens grooter dan 27
M., maar die 27 M. zijn in dit stadsgedeelte, dat een zeer centraal gedeelte
belooft te worden, ook noodig. Ik stem toe, dat die breedte van 27 M. het
uiterste is wat noodig is, maar overdreven is ze in elk geval niet.
(...)
Vervolgens
is eenige aanmerking gemaakt op het plan
door den heer Vlug, inzooverre,
dat bij klaagde over de groote diepte van de bouwblokken. Tot mijn groot
leedwezen kan ik dat niet met hem eens zijn. Ik voor mij vind deze bouwblokken allesbehalve te diep. Integendeel, waar er
in dezen Raad telkens en telkens op is aangedrongen, om den menschen aan de
achterzijde van hun huizen meer licht en lucht te verschaffen, zijn over het
algemeen deze bouwblokken niet te diep. Ik heb van ter zijde van buiten den Raad zelfs vernomen, dat men er
aanmerking op maakte, dat niet alle bouwblokken diep genoeg waren, inzonderheid
het bouwblok aan den Heemraadssingel. Door de eigenaren van de betrokken
terreinen zou dan ook worden verzocht om, als het eenigszins kon, het bouwblok
ietwat dieper te maken. Dat de bouwblokken over het algemeen te diep zouden
zijn, kan ik den heer Vlug niet toegeven.
(...)
De
heer Spiekman. (...)
Ten
slotte merk ik op, dat ik ook wel kennis heb genomen van het feit, dat de
breedte van 90 M. voor den Heemraadssingel kleiner is dan die van den
tegenwoordig bestaanden Heemraadssingel, maar dat is naar mijn bescheiden
meening juist het eigenaardige. Het is nu
eigenlijk geen van tweeën meer; de breedte is kleiner dan die van het
bestaande gedeelte met de waterpartij, den weg en het grasperk. Het is ook geen
gewone verkeersweg, het is visch noch vleesch. Per slot van rekening wordt het
een tusschending.
De
heer Verheul. Volstrekt niet!
De
heer Spiekman. Hij wordt nu 90 M. Dat is te weinig voor de aansluiting aan het
bestaande gedeelte en te breed voor het soort verkeerswegen, dat het College
zelf wil. Ten slotte is het niet een lange weg; het is niet een groote afstand,
dus het is thans niet het oogenblik daar uitvoerig over te spreken. Ik wil toch
wèl zeggen, dat men een van tweeën had moeten doen men had den singel moeten
terug brengen op de breedte, zooals het College meent, dat de wegen moeten
zijn. Tusschen de twee gedeelten is nu een breede afsluiting gekomen, want zij
worden gescheiden door een breede straat. De gelegenheid was dus wel aanwezig,
maar dit komt mij half werk voor.
(...)
De
heer Gerretson. (...)
Thans
nog een enkel woord over ge breedte van den Heemraadssingel. Het is bekend, dat
ik heb behoord tot degenen, die een dergelijke overgroote breedte nooit
gelukkig hebben gevonden. Mijn critiek ging echter meer altijd daartegen, dat,
zooals het in het debat is genoemd geworden, de aangrenzende gebouwen zulke
"onooglijke" belendingen kregen, meer dan dat ik bezwaar zou hebben tegen een mooi, breed stadsgedeelte.
Ik zou het inderdaad bejammeren, indien men het betrekkelijk korte gedeelte van
110 M. breed, naar den bestaanden toegang van den overweg op eenmaal zou gaan
inperken en inkrimpen, zooals de heer Spiekman
dat begeert. Ik geloof, dat het brengen van 110 M. op 90 M. een gelukkige
overgang is, om niet van een zeer mooi stadsgedeelte in een trechter te komen.
Ik vereenig mij in dat opzicht met hetgeen de Wethouder zeide in antwoord op de
vraag van den heer Vlug. Het wil mij voorkomen, dat, wil men
niet vervallen in de gemaakte fout van den 110 M. breeden Heemraadssingel, de
bouwblokken juist breeder moeten zijn om te voorkomen, dat de achterzijde van
de huizen wordt bedorven door de achterbebouwing, zooals men de bewoners van den Heemraadssingel
hoort klagen. Ik geloof, dit wij eerder te smalle dan te breede bouwblokken
voor ons zien. Met dit enkele woord meen ik te kunnen volstaan.
De
heer Vlug. Mijnheer de Voorzitter!
Ik dank den geachten Wethouder voor het uitvoerige antwoord, dat hij op de door
mij gestelde vragen heeft willen geven. Toch geeft dit antwoord mij aanleiding
om nog een enkele opmerking te maken. De geachte Wethouder heeft n.l. gezegd,
en de heer Gerretson is hem daarin
bijgevallen, dat de bouwblokken zeer zeker niet te groot, ja eerder te klein
zijn. Ik wil even memoreeren, dat ik niet heb gesproken van alle bouwblokken,
maar alleen over de bouwblokken, welke zijn gelegen aan smallere straten.
Wanneer de Wethouder als een bewijs van de onjuistheid vin mijn bewering
aanhaalt, dat hij van buiten den
Raad heeft vernomen, dat men de bouwblokken aan den Heemraadssingel, te klein
acht, dan moet ik hem toch de illusie ontnemen, dat hij mij daarmede van mijn
opvatting terug zou hebben gebracht. Wanneer die opmerking inderdaad juist is,
dan zouden er twee fouten in het
plan zijn. Een ieder verwacht zeer stellig aan den Heemraadssingel een
luxe-bebouwing, en dat daarbij ruime houwblokken het behooren spreekt vanzelf.
Toch vraag ik mij af of het noodig is, om zulk een groot bouwblok te hebben in het vierkant, dat wordt begrensd
door den Heemraadssingel, de Middellandstraat, de Duivenvoordestraat en den
BeukeIsdijk. Daar loopt de diagonaalstraat, welke 27 M. breed zal worden, maar de andere straten, die
aan het groote bouwblok grenzen, zijn 15 M. breed en een straat van 15 M. is
niet van dien aard, dat men daar een luxe-bebouwing kan verwachten. (...)
De
beraadslaging wordt gesloten.
Het
voorstel wordt daarna bij acclamatie goedgekeurd.