RET-controleurs mishandeld na aanhouding trampassagier

 

Woensdagmiddag 21 februari 2001, rond kwart over vijf. Drie kaartcontroleurs en een door RET ingehuurde bewaker doen een controle op lijn 7, met lijn 1 de meest beruchte lijn onder RET-medewerkers. Een wat oudere man heeft geen kaartje bij zich, er vallen harde woorden over en weer en een klap. Hierop laten de controleurs de tram stilzetten ter hoogte van de Heemraadssingel. Ze bellen de politie, stappen met de man uit en houden hem in bedwang. De zoon van de man stapt ook uit en wil hem ontzetten. Er word geslagen en geschopt en dat is voor een groep allochtone jongeren, die ter hoogte van de halte op het trottoir rondhangt aan de overkant van de straat, het sein om zich ermee te bemoeien. Ongeveer twintig jongeren keren zich tegen de RET-ers. De controleurs worden van alle kanten geschopt, gestompt en geslagen. Een van de controleurs wordt bijna gewurgd. Zijn keel wordt zeker een halve minuut dichtgeknepen. Hij meent, dat het met hem gebeurd is. De controleurs worden ook met een klauwhamer belaagd, waarmee de agressors proberen hen op het hoofd te slaan. De hamer gaat binnen de groep van hand tot hand, maar de slachtoffers kunnen de klappen van de hamer ontwijken.

 

Uiteindelijk zien alle controleurs kans, bloedend hun tram weer in te komen. De bestuurder doet gauw alle deuren potdicht en brengt de tram in beweging om weg te komen. Even later arriveren de gealarmeerde politie en GGD bij de tram. Het voertuig wordt tot stilstand gebracht om de gewonden te kunnen verzorgen. Rond half zes slaagt de politie er met zeven auto's en een hond in de mannen te ontzetten uit een inmiddels enorme groep omstanders, die uiteengejaagd wordt. Niemand wordt aangehouden. De vier controleurs worden allen met ernstig bloedende wonden aan hoofd en lichaam afgevoerd naar het Sint-Franciscusziekenhuis. Als gevolg van de vechtpartij stagneerde het tramverkeer op lijn 7.

 

Uit solidariteit met de gewonde collega's, legt het personeel van lijn 7 ‘s avonds het werk neer. Wethouder Janssens zegt, alle begrip te hebben voor deze werkonderbreking: ,,ik kan mij voorstellen dat men na zo'n gewelddadig incident even geen zin meer heeft''. De volgende ochtend wordt de dienstregeling weer hervat. De RET besluit de intensieve kaartcontroles op lijn 7 voorlopig te staken, maar de controles worden op andere tramlijnen wel voortgezet.

 

De gewonden zijn er na hun behandeling in het ziekenhuis fysiek redelijk, maar geestelijk beroerd aan toe. Op donderdag 22 februari doet het viertal aangifte bij de politie. De politie neemt het incident hoog op. In de verwarring konden geen aanhoudingen worden verricht, maar er wordt wel een zoektocht naar de daders ingezet. Door een aanwezige in de tram zijn foto’s gemaakt van de vechtpartij. Het fotorolletje wordt op 22 februari aan de recherche overhandigd.

 

Het incident komt op een ongelegen moment voor de RET. Gemiddeld eens per week heeft in het Rotterdamse openbaar vervoer een gewelddadig incident plaats. In januari is een groot project gestart met cameratoezicht en strengere controle op de tram en metrolijnen. Zo lopen er met de RET-medewerkers sinds een paar weken particuliere bewakers stewards mee, betaald door het ministerie van Verkeer en Waterstaat.

 

De reactie van wethouder N. Janssens (verkeer en vervoer) op de massale vechtpartij is dat politie, justitie, burgemeester I. Opstelten van Rotterdam en de RET zo snel mogelijk bijeen moeten komen om maatregelen tegen de agressie in het openbaar vervoer te treffen.De wethouder dringt aan op een manifestere aanwezigheid van ordebewaarders in het openbaar vervoer. Janssens wil de discussie over de vorming van een metropolitie, zoals enige tijd geleden voorgesteld in de ondernemingsraad van de RET, nieuw leven inblazen. Ook vindt hij de terugkeer van de conducteur op de tram en een instapregime met kaartcontrole dringend gewenst. Naar aanleiding van het incident stellen de gemeente Rotterdam en de RET nieuwe maatregelen voor om de toenemende agressie in te dammen. Gedacht wordt aan uitbreiding van de middelen van de kaartcontroleurs (handboeien), extra politie-inzet en meer nadruk op schadevergoeding door geweldplegers.

 

Op vrijdagavond 23 februari wordt een 41-jarige Rotterdammer aangehouden, de zwartrijder waarmee de vechtpartij begon, en later zijn 19-jarige zoon. Op 6 maart houdt de politie een derde, 29-jarige, verdachte aan. Een vierde verdachte, een jongen met witte jas, weet de politie niet te achterhalen. Ook van de groep jongeren die de controleurs te lijf ging, wordt niemand vervolgd omdat niet bekend is wie daar onderdeel van uitmaakten 

 

Op 7 juni vindt de rechtszaak tegen de drie aangehouden verdachten plaats. De rechtszaal is gevuld met RET-controleurs, die hun dienst hebben aangepast of een snipperdag hebben opgenomen. De behandeling vergt ruim zes uur. Het wachten is op aandacht voor de toestand van hun getroffen collega's. "Wanneer zijn wij nou eens aan de beurt? Zijn wij niet belangrijk of zo?", wordt er op de publieke tribune gemopperd.

Hoewel het fysieke letsel voor de slachtoffers uiteindelijk meeviel, is de psychische schade des te groter, zegt P. Vonk van de RET-afdeling bedrijfsjuridische zaken voor de rechtbank. Angstig, depressief, licht ontvlambaar, vrees voor grote groepen, slaapstoornissen en huilbuien. Dat zijn volgens Vonk de symptomen waar de getroffen RET'ers aan lijden, sinds ze zijn bedreigd en mishandeld. "Ze werden geconfronteerd met een grote overmacht en dreiging. Het had ook veel erger kunnen aflopen," vermoedt Vonk. Hoewel de controleurs worden bijgestaan door een bedrijfspsycholoog en maatschappelijk werker, is nog geen substantiële verbetering in hun emotionele toestand.

 

De vechtpartij op 21 februari begon met een kaartcontrole. Weliswaar konden de 41-jarige Albert L. en zijn 29-jarige kennis Paul den D. geen plaatsbewijs tonen, maar L.'s neefje Callan M. (inmiddels 20) had wel degelijk voor drie personen strippen afgestempeld. Er was dus eigenlijk niets aan de hand.

Maar Albert L. was boos, omdat de toon waarop een controleur hem had aangesproken hem niet beviel. In een bomvolle tram begon hij te schreeuwen en ging hij op een bank staan. Volgens Paul den D. zwaaide hij niet alleen met zijn armen, maar ook met een klauwhamer, al wordt dat door L. zelf, stellig ontkend. Zijn advocaat, mr. R. P. E. Siemons, houdt het op een hardnekkig gerucht: "Het staat niet vast dat een klauwhamer is gebruikt. Geen van de slachtoffers spreekt erover en hun verwondingen zijn niet-door een hamer ontstaan".

Vast staat dat een soort worsteling is ontstaan, waarbij L. en twee controleurs vanuit de tram de straat oprollen. Zijn neefje Callan M., die eerder al door controleurs in de houdgreep is genomen om hem tot rust te manen, komt pas echt in actie als hij de RET'ers bovenop zijn oom ziet zitten. Zelf zegt hij dat hij alleen aan de trambeambten heeft getrokken, maar volgens een van de slachtoffers werd zijn nek dichtgeknepen. De bemoeiing van Paul den D. is minder prominent: hij houdt zich vooral bezig met duwen en trekken.

Als het drietal doorheeft dat een groep jongeren dat op straat rondhangt, zich massaal tegen de tramcontroleurs heeft gekeerd, slaat de schrik toe en nemen ze stuk voor stuk de benen. "Er was ineens een bende mensen die op de controleurs begon in te slaan," stelt neefje M. Een controleur verklaarde bij de politie dat er wel honderd mensen om hem heen stonden. Hij omschreef ze als een kluwen vechtende mensen die op hem behoorlijk bedreigend was overgekomen.

Volgens het OM is het de drie niet aan te rekenen dat een grote groep omstanders zich ongevraagd met het kaartcontrole-incident bemoeide door RET-ers te bedreigen en mishandelen, maar zijn zij wel verantwoordelijk voor de omstandigheden waaronder het geweld tot stand kwam. Officier van justitie mr. L. C. Dubbelman acht een lange celstraf op zijn plaats voor de drie aanstichters van de massale vechtpartij. Ze eist vijftien maanden tegen Albert L. vanwege zijn vermeende hoofdrol in de zaak plus heling van een auto. Het feit dat de Surinamer ongewenst vreemdeling is in Nederland en al meerdere keren is veroordeeld voor geweldsdelicten speelt volgens haar bovendien een strafverzwarende rol. Als L.'s neefje Callan M. zich niet met de zaak had bemoeid op een moment dat alles onder controle leek, was het incident volgens justitie misschien nooit geëscaleerd. Vanwege die rol en het feit dat hij 32 bolletjes cocaïne op zak had, eist de aanklaagster tegen hem twaalf maanden waarvan vier voorwaardelijk.

Voor draaideurcrimineel Paul den D., een drugsverslaafde die aan de lopende band is veroordeeld voor vermogensdelicten, acht Dubbelman een straf van zes maanden op zijn plek. De aanklaagster vraagt daarnaast om de drie RET-ers, die een verzoek om schadevergoeding hadden ingediend, een bedrag van drieduizend gulden aan smartengeld toe te wijzen.

De verdediging vindt dat het Openbaar Ministerie veel te zwaar aan de zaak tilt vanwege alle aandacht die politiek en pers aan de vechtpartij hebben geschonken. "De zaak moet worden ontdaan van alle emoties en beter op waarde geschat," stelt advocaat Siemons. Hij vindt de geëiste straffen veel te hoog. "Bovendien is het jammer dat alleen deze drie verdachten terechtstaan en niet de omstanders die zich er ongevraagd mee bemoeiden."

Siemons wijst er verder op dat zijn cliënt Albert L. zich bot behandeld voelde door de RET-ers. "Met meer geduid en meer tact was het wellicht anders gelopen. Door hun gedrag hebben de controleurs de vechtpartij onbewust zelf uitgelokt."

 

Op 21 juni veroordeelt de rechtbank de drie tot celstraffen tot acht maanden. De rechtbank kent ook schadevergoedingen toe aan de betrokken RET-ers, die nog steeds niet aan het werk zijn.