Beeld van Bommel aan de
Heemraadssingel?
Burgemeester en wethouders
zijn bereid te onderzoeken of Rotterdam plaats biedt aan een standbeeld van het
stripvriendenpaar Ollie B. Bommel en Tom Poes. Maar hoe en wie dat gaat
betalen, vergt nog nader beraad. Dat is de uitkomst van een debat in de
Rotterdamse raad naar aanleiding van een motie van Manuel Kneepkens
(Stadspartij) die zich al lang beijvert voor een eerbetoon aan Toonder, die in
1912 in Rotterdam werd geboren.
Naar het voorbeeld van
Weimar dat beelden van Goethe en Schiller heeft, bepleitte Kneepkens oprichting
van een beeld van de Rommeldamse Heer van Stand en zijn slimme metgezel Tom
Poes bij de Beurs en de Koopgoot.
Aanvankelijk zag het college niet direct een
relatie tussen de twee scheppingen van Marten Toonder en de stad Rotterdam,
maar de Stadspartij kreeg van andere partijen zo veel bijval voor het idee, dat
het college er toch nog eens goed over wil nadenken.
Een motie van Kneepkens werd
daarom in préadvies genomen, wat wil zeggen dat het college over enige tijd een
aanbeveling doet of de motie moet worden aangenomen of afgewezen.
Cultuurwethouder Kombrink wees op het feit
dat Toonder, die van 1912 tot 1935 in Rotterdam woonde, in het verleden de
Wolfert van Borselenpenning van de gemeente kreeg. "De Stadspartij wil nu
een extra eerbetoon en omdat Rotterdam geen ereburgerschap kent, is het idee
van een standbeeld bedacht. Maar dan wil ik eerst nagaan of er nog andere
kunstenaars in aanmerking komen voor zo'n eerbetoon en ik wil weten wat Marten
Toonder er zelf van vindt. Past het in ons denkraam, om een Bommel-uitdrukking
te gebruiken?"
Volgens Kombrink zou het betekenen dat het
kunstenplan voor Rotterdam-Centrum moet worden gewijzigd. Er is geen geld voor
een beeld gereserveerd "Geld speelt geen rol", citeerde' Kneepkens
uit de Bommelliteratuur.
Deze opvatting deelde Kombrink (PvdA) niet, voor zover het
de gemeente betreft In afwachting van het verzinnen van een financiële list
trok Kneepkens zijn motie in. De verdeelde PvdA-fractie liet verder niet van
zich boren, maar woordvoerders van D66 en het CDA vonden ook dat Toonder
waardig moet worden geëerd. Ook burgemeester Opstelten, door Kneepkens
uiteraard al eens vergeleken met zijn collega Dikkerdack van Rommeldam, toonde
zich ingenomen met een 'waardig project'. CDA-fractieleider Lucas Bolsius vond
de deftige Heemraadssingel een
betere plek voor een eventueel standbeeld. Bij de uitwerking van het idee moet
volgens Bolsius ook NR C Handelsblad worden betrokken, omdat deze krant vele
jaren achtereen de Bommelstrips publiceerde en herhaalde - tot daaraan op 1
april 1998 een eind kwam.
De Schiedamse striptekenaar Harr Wiegman,
deskundig in de anatomie van stripfiguren, wordt vanwege zijn contacten met
Toonder om advies gevraagd. Het driedimensionaal maken van platte figuren is
een vak apart. Wiegman is ook de maker van het beeld van heer Bommel in Den
Bommel.
Marten Toonder kwam in zijn jeugd vaak langs
de Heemraadssingel. Hij woonde op verschillende adressen in Rotterdam West
(ondermeer in de De Vliegerstraat) en zijn latere vrouw Phiny Dick woonde in de
Schonebergerweg. Op 11-jarige leeftijd zakte Marten Toonden op de
Heemraadssingel door het ijs:
“Toen ik elf jaar oud was,
dacht ik dat de Heemraadssingel het centrum van de stad was. Nu weet ik beter.
Ik heb er mijn hele jeugd gelopen om van het Meineszplein op de Nieuwe
Binnenweg te geraken waar ik mijn zakgeld kon besteden. En als puber fietste ik
er langs om naar mijn school op de Westersingel te gaan – en er woonden
vrienden en zelfs een vriendinnetje. Maar komaan; dit zijn allemaal vage
jeugdherinneringen, terwijl de Heemraadssingel mij in het geheugen gegrift
blijft door een ernstig ongeval dat in januari 1923 plaats vond.
Vroeger waren alle winters
koud, overblijfselen van de Kleine IJstijd zijnde. Altijd sneeuw en vorst en
schaatsenrijden en ijssiepiepen. Dit laatste is in onbruik geraakt door de
afwezigheid van de ijsschotsen die ontstonden wanneer men de ijsvloer, die de
Singel dekte, kapot placht te hakken. Dat deed men om het joelerige schaatsen
en het vestigen van koek- en zopiekramen tegen te gaan. De Heemraadssingel was
een keurige, rustige buurt voor de betere standen die geen oog hadden voor
volksvermaken. Maar wanneer men jong is, vindt men daar wel wat op. We hadden
dan ook ontdekt dat het spannend is om op een schotsje te springen, en wanneer
dat dreigde om te slaan, bliksemsnel op een volgende te hoppen. Al hossende van
het ene schotsje op het andere kan de ervaren pieper zodoende hele afstanden
afleggen. Daardoor geeft hij blijk van durf en behendigheid, en onder flinkere
jongens is het een gezochte sport om die eigenschappen tot uiting te brengen.
Persoonlijk zag ik er niet veel zinnigs in – maar wie wil er nu bang en
klungelig lijken, als aankomend man zijnde.
Na het een poosje te hebben
aangezien, sprong ik op mijn eerste schotsje, en aangemoedigd door het gejuich
van mijn makkertjes op de wal, hipte ik op het laatste moment op het tweede.
Dit was wat klein, zodat het onder mijn voeten weggleed terwijl ik op het derde
hipte. Helaas, te dicht op de rand. Het misselijke stuk ijs sloeg om en ik
gleed te water om te verdwijnen in de Heemraadssingel, die zo verschrikkelijk
koud was dat al mijn zintuigen uitgeschakeld werden. Boven mijn hoofd sloot het
ijs zich weer zodat het donker werd. Maar door snel bevriezend instinct
gedreven, stak ik mijn armen omhoog, waardoor mijn handen de schots een klein
eindje omhoog duwden.
Zodoende had ik houvast aan
het belendende schotsje en ook konden de omstanders nu zien waar ik me bevond.
Gelukkig waren er onder het publiek enkele volwassen bewoners die genaderd
waren om een eind aan het ijssiepiepen te maken. Met behulp van een
toegeschoten ladder slaagden die er in om me onder het ijs uit te trekken – en
daar stond ik, van hoofd tot voeten doorweekt met onderkoeld water. Er naderde een dame, niet zozeer om me een
warme kachel of een handdoek aan te bieden, maar goede raad.
“Blijf daar niet staan
jongen”, riep ze boven mijn tandengeklapper uit. “Ga naar huis en ren zo hard
je kan, dan blijf je warm. Draven tot je thuis bent! Anders krijg je
longontsteking en ga je dood.”
Welnu, gedraafd heb ik: een
stukje Heemraadssingel af, de Meineszlaan door en over het Meineszplein, totdat
ik ademloos en bibberend op de huisdeur kon bonken . Wat daarna gebeurde weet
ik niet duidelijk meer; maar de Heemraadssingel ben ik nooit meer vergeten.”