Wie
legde Francisca te vondeling?
Op dinsdagavond 15 februari 1977 om
22.00 uur laat de heer ir. F.J.H. Rolink, die aan de
Heemraadssingel 46 woont, zijn hond uit.
Een ongeveer 25-jarige man, die zijn poedeltje uitlaat, maakt de heer Rolink opmerkzaam op een doos die langs de singel staat.
“Ik zag er niets bijzonders aan”, aldus
de heer Rolink. “Ik dacht dat er vuil in zou zitten.”
Zijn hond blijft echter met meer dan normale belangstelling bij de grote
kartonnen doos staan. “Er was niets te horen, dus ik denk dat mijn hond het
kindje heeft geroken. Toen ik de doos openmaakte zag ik eerst nog niet wat er
in zat. Pas toen ik goed keek zag ik tot mijn verbazing een kindje liggen.”
De heer Rolink
nam het kindje mee naar huis en ging toen eerst bij een apotheek babyvoeding en
luiers halen. In de doos bleek zij op een kussentje te zijn gelegd en was ze
met een rood bruin dekentje toegedekt. Verder is in de doos niets gevonden. In
ieder geval geen briefje van de moeder over de reden waarom ze van haar kindje
afstand heeft gedaan. De politie heeft dezelfde avond nog een speurhond
ingezet, maar die heeft geen uitkomst gebracht. Een uitgebreid buurtonderzoek
bracht evenmin meer duidelijkheid. Niemand heeft gezien dat de doos werd
neergezet.
Wel is die avond een uur later, om
23.00 uur, in de omgeving een circa twintig jarige vrouw gezien. Zij was in
gezelschap van dezelfde man die de heer Rolink op de
doos attendeerde.
Aan de hand van de temperatuur van de
twee weken oude baby is vastgesteld dat de doos er pas kort kan hebben gestaan.
De baby is er goed aan toe weegt ongeveer zes pond en is goed doorvoed. Volgens
de politie is het duidelijk dat de moeder of het ouderpaar van de baby uit een
noodsituatie heeft gehandeld. Gezien de uitstekende conditie van het kind is
wel duidelijk dat men beslist niet wilde, dat het kind iets erg zou overkomen.
Het meisje droeg een roze jurkje met
plooien, volgens de politie nogal uit de tijd. Het jurkje en het hemdje van de
baby zijn uit België afkomstig. Het kussen waar het kind op lag komt mogelijk
ook uit die streek. De herkomst van het dekentje en van de doos zijn niet vast
te stellen. Deze doos, waarin doorgaans eieren worden vervoerd, meet 61 bij 31
bij 32 cm. Aan weerzijden staat een G gedrukt.
De vondeling is aanvankelijk naar het
Sint Franciscus Gasthuis aan de Kleiweg gebracht waar ze door de verpleegsters
‘Francisca Kleiweg’ is gedoopt. Vervolgens is de baby in een kindertehuis
opgenomen. Er zijn tientallen verzoeken binnengekomen om de baby te mogen
adopteren.
Als alle onderzoeken in Nederland niets
opleveren besluit ee Rotterdamse politie gaat haar
onderzoek te verleggen naar België. Dit omdat men er nu vrijwel van overtuigd
is, dat het meisje uit dit land afkomstig is.
De Raad voor de Kinderbescherming
besluit dat Francisca zeer binnenkort in een gezin worden opgenomen omdat de
Raad nu een geschikt gezin te hebben gevonden
Het kerngezonde kind krijgt van de officier
van Justitie een nieuwe achternaam: „Van Heemraad", zoals wel vaker met vondelingetjes is
gebeurd verwijzend naar de vindplaats. „Francisca" zal, zoals gebruikelijk
bij adoptie, na een j jaar de naam van, de pleegouders gaan dragen.
Voor zover hoofdagent Versteeg zich kan
herinneren deed zich in 1918 in Rotterdam voor de laatste keer een dergelijk
geval voor.