De
mooiste huizen staan altijd op de mooiste plekjes. Dat is altijd zo geweest.
Gelukkig stegen de lonen, zodat het onderhoud van de mooiste huizen bijna niet
meer te betalen was. Er wordt dus nauwelijks meer gewoond aan de
Heemraadssingel, een soort groene oase met waterpartij, die het Nieuwe Westen
scheidt van het Middelland. De oude elite van Rotterdam heeft daar gewoond, met
hun huishoudsters en kinderjuffrouwen. De singel loopt van de Rochussenstraat
naar de Beukelsdijk, op welke straten het verkeer gasblazend en rubbergrlijdend
voortjakkert. Niet langs de singel. De auto’s rijden daar natuurlijk óók veel
te hard, maar het zijn er niet zoveel.
Eenden,
duiven en stadsmussen leveren het natuurlijk decor, waarmee het
schrijfmachinegeratel van talloze secretaresses verfijnd harmonieert. Bijna al
die woonhuizen zijn kantoren van in- en exportmaatschappijen, instellingen voor
maatschappelijk werk, kerkelijke instanties, accountants, rederijen. Daartussen
staan de nederzettingen van “De Rustenburg”, waar bejaarden wonen en
hebben reeksen artsen, zowel huisartsen als specialisten
hun praktijken. Dan nog een stuk of wat banken, aannemingsbedrijven en een
aantal pensions en hotels, en de rij is gesloten.
Aan
die lange brede singel zijn de café’s schaars; alleen de hoeken van het
kruispunt met de Nieuwe Binnenweg zijn goed bezet, zoals trouwens de hele
Binnenweg. Is de Heemraadssingel het domein van de rustig werkende of rentenierende
of zomaar oude man, de Binnenweg is voor de neringdoende en de consument: op de
Binnenweg is het stadsleven zichtbaarder dan waar ook in het westen.
De
singel is een fenomeen. Het water is ondoorzichtig en stroomt langzaam. De
gemeente heeft er vis uitgezet, die zich zonder veel poespas laat vangen.
Behalve de snoek van een halve meter; die is door de wol geverfd. Als hij langs
komt, duidelijk zichtbaar aan de oppervlakte, raken jeugdige vissers en onervaren
huisvaders volkomen in paniek en slingeren zij hem een week stuk deeg voor z’n
neus. De snoek trapt er niet in en zwemt zelfs een boog om een levens, doch aan
de lijn zwemmend visje heen. “Ze proberen hem al een half jaar te vangen”, zegt
een toeschouwer. Een visser: “Die is natuurlijk door de gemeente afgericht”.
Rotterdams
Nieuwsblad, 6-10-1970