Spreeuwenpraat
Nee, over de
agenten Òin de uitoefening van hun beroep" zijn we in de Spreeuwenpraat
nog niet uitgesproken. Pieter zei:. ãHet is schandalig zo als het publiek vaak
tegen de politie optreedt". Lezers antwoorden: ãDat kan best waar zijn,
maar de agenten zijn ook niet altijd even tactisch." Tot degenen, die dit
opmerken, hoort ook mevrouw N. uit de Van Duylstraat
te Rotterdam. Zij heeft het volgende meegemaakt:
ãIk wandelde met mijn
nichtje van goed anderhalf jaar op de Heemraadssingel. We hadden een
boterhammetje bij ons om de eendjes te voeren.
De eenden zaten nogal
lui in het gras en wilden het brood niet bij het bruggetje komen halen. Ik ben
toen met de kleine aan de hand, misschien twee meter, het gras opgegaan en zo
hebben wij de eendjes kunnen voeren.
Toen ik bijna klaar was
en terug wilde gaan, kwam er een agent die mij vertelde, dat ik niet op het
gras mocht lopen. Ik antwoordde, dat ik alleen maar de eendjes voerde en er
dadelijk af zou gaan. Daar kon hij geen rekening mee houden en pats, de
bekeuring was er al! Ik hŽb op mijn tanden moeten
bijten, anders had ik al wat mooi en lelijk was naar zijn hoofd gegooid. Kon
dit nu niet alleen met een waarschuwing worden afgedaan? Weet deze agent niet
wat kinderen in een grote stad missen?
Toen het deze winter zo
hard vroor en er oproepen in de krant stonden om de vogels te voederen, werd er
toch ook niet gezegd: ãMaar trap niet op een grassprietje". Ik ben er
trouwens toch niet van overtuigd, dat je daar niet op het gras mocht lopen. Er
stonden n—g geen bordjes. In het Park of in het Kralingse Bos lopen buiten de speelweiden toch ook wel kinderen
op het gras. Als die agent daar eens heen ging, kan hij een kleine duizend
bonnetjes schrijven".
* * *
Nu wil Pieter
mevrouw N. eerst eens 'n paar dingen over de Rotterdamse plantsoenen gaan
vertellen. Inderdaad, we hebben groen in Rotterdam. Niet zo veel als wij
misschien wel zouden wensen, maar de brokken die wij hebben (Kralinger Hout, Park en enkele singels) mogen er wezen.
Daar moeten we zuinig op zijn!
Er wordt veel
vernield in dit groen, schrikbarend veel. Wanneer mevrouw N. zou weten wat er
in onze parken (——k door kinderen) in onwetendheid, maar al te vaak uit
baldadigheid wordt vernield, zou zij waarschijnlijk bijzonder verbaasd zijn.
Maar dat eendjes voeren dan; dat is toch niet zo erg? Nee, dat is het niet,
maar waar ligt voor de toezichthouder de grens?
Bescherming van
het groen, dat wij hebben, is een dringende zaak. Niet voor niets zijn er in
verschillende wijken zgn. stadswachters. Niet voor niets vond men het nodig om
de grote ãBosvarken-actie" op touw te zetten. En
in kringen van deskundigen hoort men vaak de wens: ãMen zou ter bescherming van
ons groen n—g meer moeten doen; het toezicht zou n—g scherper moeten zijn."
Over die bekeuring
kan ik ten slotte kort zijn. Over het algemeen vind ik het sympathieker,
wanneer aaneen bekeuring eerst een waarschuwing voorafgaat. Wat mevrouw N. ten
slotte deed, is geen halsmisdaad. Een korte, maar krachtige waarschuwing,
waarin de overtreder op duidelijke manier gewezen wordt waar—m
hij verkeerd handelt, is van groter opvoedende waarde dan het hup-twee-drie: Bekeuring!
Het Vrije Volk
1-9-1956
Twee eenden hadden gisterochtend op de Heemraadssingel
te Rotterdam een, merkwaardig spelletje. Pieter keek ernaar terwijl hij op lijn
4 stond te wachten De eenden zŽlf vonden het
misschien opwindend, ' maar zij. werden vervloekt door een aantal automobilisten.,,.-"
Nu k—n ik me de. gevoelens van
zon automobilist wel voorstellen, 't Zal je gebeuren om ten aanschouwen van
vele , omstanders een stadseend dood te rijden. Verguizing is je deel. Algemeen
medeleven met de eendzaliger en zijn nabestaanden Mevrouw Spaan van de
Dierenbescherming opbellen, 'n Boos stukje > naar Pieter Spreeuw schrijven.
ãSchande" roepen.
Die eenden dan staken hups, de rijstraat over. De
autorijders. mogelijk denkend aan de beroemde affiche van Kopenhagen waarop
gesuggereerd' wordt, dat eenden daar wŽl veilig de
weg kunnen oversteken, schrokken zich dood en remden met alles waarmee er maar
te remmen valt. Dat was vooral leuk voor hun collega's in het kielzog. Het
gepiep van de remmen waarnemend, wandelden de eenden terug naar het trottoir om
een minuut later weer hetzelfde spelletje te herhalen. En daar ik veel meer dan
een kwartier op de RET moest wachten, heb ik de woede van de H.H.
automobilisten goed kunnen peilen. Pure. wanhoop. Verbijstering. Wat zouden ze
graag die eenden de nek hebben omgedraaid.
Maar ze moesten netjes blijven glimlachen. Want de
gaande en komende man waren v——r de woerd en zijn echtgenote. ãOnze Lieve Heer
hoorde- ze brommen", sprak altijd een oud oom, die veel afwist van het
menselijk gemoed. Vooral als het een gekweld gemoed was.
Het Vrije Volk, 13-5-1966