HET

 

ST. LUCIA~GESTICHT

 

VROEGER ROTTEKADE

IN 1940 GEHEEL VERWOEST

THANS GEVESTIGD: HEEMRAADSINGEL 101-103

 

 

 

OPGERICHT DOOR DE

PATERS MINDERBROEDERS

IN HET JAAR 1866

 

(...)

 

In de rampzalige dagen van Mei 1940, toen een vernielende bommenregen op Rotterdam neerviel en een groot gedeelte der stad in vuur en vlam zette, werd ook het St' Luciagesticht aan de Linker-Rottekade door brand totaal verwoest. Alles, huis en inboedel, kapel met paramenten en sieraden, alles ging verloren. De Zusters met tientallen meisjes, waaronder zeer jonge, vluchtten in angst en verwarring weg langs brandende huizen en rokend puin en kwamen na veel omzwerving, hongerig en uitgeput eindelijk te Oudewater, waar zij in het Pensionaat van haar eigen Congregatie liefderijk werden ontvangen en opgenomen. Vijf jaren hebben Zusters en kinderen daar als geëvacueerden gewoond. Men kan begrijpen, dat het behelpen was, want het huis der Zusters, waar pensionaires opleiding ontvingen, was wel tamelijk groot, maar toch had men geen voldoende plaats om de meer dan 50 Rotterdamse Zusters en kinderen geriefelijk te herbergen en te verzorgen. En al was men dan ook innig dankbaar jegens de Oudewaterse Zusters voor de verleende gastvrijheid, men begrijpt, dat de toestand op de duur onhoudbaar werd. In elke brief, welke het bestuur in Rotterdam ontving, las men de dringende bede: kunt u niet zorgen, dat wij te Rotterdam, al is het dan ook maar een klein huisje krijgen? Het bestuur was ten volle overtuigd, dat Zusters en kinderen te Rotterdam thuis behoorden, want het St. Luciagesticht was een Rotterdamse instelling, voor Rotterdamse kinderen, werd door Rotterdamse weldoeners gesteund. Maar waar een geschikt huis te vinden in een stad, waar zoveel woningen verwoest waren en waar onze overheersers op alle grote panden beslag hadden gelegd? In Mei 1945 werden wij vrij, de barbaren trokken naar Duitsland terug en verschillende panden door hen eenmaal in beslag genomen, kwamen ter beschikking. Reeds lang hadden wij aan vrienden en kennissen opgedragen om naar een geschikt huis uit te zien en eindelijk kwam het verblijdend bericht van een onzer weldoeners, dat wij een ruim pand op de Heemraadssingel 103 zouden kunnen huren. Grote hulp mochten wij hierbij ondervinden van het Evacuatiebureau. Door de jarenlange bewoning van Duitse en daarna van Engelse soldaten was het pand schrikwekkend verwaarloosd, zodat het wel twee maanden duurde eer het pand bewoonbaar was gemaakt. Maar eindelijk, begin Februari 1946, kon het huis betrokken worden.

Voorlopig kwamen er vier Zusters en na enige tijd volgden de meisjes. Tot Overste van het Gesticht werd aangesteld Zuster Lioba, die vroeger jarenlang portierster was van het Gesticht aan de Rottekade en die met Rotterdam, met bewoners en toestanden uitstekend op de hoogte was.

 

St. Lucia was weer in Rotterdam, men verheugde er zich over, men had weer een eigen huis. Het pand, dat op de Heemraadssingel 103 gehuurd werd, was wel een ruim huis, geschikt voor enkele personen, maar voor 8 Zusters en 50 meisjes was het feitelijk te klein, men moest van de nood een deugd maken en zich zeer behelpen.

In een kamer werd een kapel gemaakt, welke door Deken Niekel is ingezegend en waar de Paters Leraren van Gymnasium en H.B.S., die dichtbij woonden, dagelijks de H. Mis kwamen opdragen; de bovenste verdieping en ook de zolder werden geheel ingericht voor slaapzalen, waar de houten bedden noodzakelijkerwijze op elkaar stonden; alles was zeer primitief.

Het bestuur begreep, dat alles slechts een noodmaatregel was en overwoog de mogelijkheid om een nieuw Gesticht te bouwen, maar de gedachte daaraan moest men wel opgeven, omdat men overtuigd was, dat een nieuwe bouw in de tegenwoordige tijdsomstandigheden ontzaglijke geldsommen zou kosten, welke nooit bij elkaar zouden kunnen worden gebracht.

Telkens als wij in het St. Luciagesticht kwamen, wierpen wij een begerig oog naar het ruime, aangrenzende pand, bewoond door de heer Vismans. Als wij dat pand eens konden kopen, dan hadden wij plaats voor een ruime kapel, voor luchtige slaapgelegenheden, voor een goed ingerichte keuken en wasserij. Zodra het gerucht tot ons doordrong, dat de heer Vismans niet ongenegen was het huis te verkopen, kwamen wij tot hem met het verzoek, of bij verkoop het bestuur van St. Lucia de voorkeur mocht hebben, hetgeen welwillend werd toegestaan. In 1949 kregen wij bericht, dat de heer Vismans het huis te koop aanbood. Door Pater J. Terstappen, onze secretaris, werden op uitmuntende wijze de onderhandelingen gevoerd, met het gevolg, dat op 1 November 1949 het huis op de Heemraadssingel 101 ons eigendom werd.

Om het pand Heemraadssingel 101 degelijk en doelmatig in te richten, werden geen kosten gespaard. Onder de kundige leiding van Pater Terstappen heeft de aannemer, de heer J. v. d. Cammen, verschillende veranderingen aangebracht. Het stukadoorwerk werd opgedragen aan de Firma F. M. J. v. d. Berg, het schilderwerk aan H. Vollebregt, als loodgieter nam men N. Verburg, voor het terrazzowerk de Firma jac. L. Trumm, voor licht en electriciteit J. Wijbrands, allen te Rotterdam. De N.V. Bronswerk te Amersfoort leverde centrale verwarming en warmwater-installatie, de Firma Reineveld te Delft de wasinrichting, de Firma Jordense te Scheveningen plaatste een gasfornuis van 21 5 x 95 cm met wasemkap en servieswarmrek, terwijl de gehele wooninrichting werd verzorgd door E. Kneepkens te Heerlen.

In de nieuw ingerichte kapel leverde de Firma Kersten uit Maastricht de tabernakel-overhuiving en expositietroon, alsmede de overige ornamenten. Boven het tabernakel rijst een geheel uit eikenhout gesneden kruis (138 x 98 cm), een reproductie van het kunstvolle kruis van Bemelen, vervaardigd en geleverd door Gerard Hack te Maastricht.

Boven de twee deuren naast het altaar werden kunstzinnige schilderingen aangebracht door Zuster Gertrudo, Lerares aan het Instituut St. Lucia, Aert van Nesstraat te Rotterdam.

In Mei 1950 waren de werkzaamheden zover gevorderd, dat men het nieuwe pand kon betrekken. Op Hemelvaartsdag zou de inzegening van kapel en gebouw, waartoe verschillende personen waren uitgenodigd, plaats hebben. Een dag tevoren kwam echter het ontstellend bericht, dat onze ijvervolle secretaris, Pater Terstappen, die dag in dag uit het toezicht had gehouden op de werkzaamheden, plotseling ernstig ongesteld was geworden, zodat zijn opname in het St. Franciscus-Gasthuis noodzakelijk was. Het gevolg hiervan was, dat alle plechtigheden werden afgelast en alleen de kapel werd ingezegend door Pastoor Sanders O.F.M.

En zo hebben wij weer te Rotterdam een St. Luciagesticht, geheel ingericht overeenkomstig de eisen van de moderne tijd. Moge het werk van liefdadigheid door Pater Van Heukelom O.F.M., kapelaan der Leeuwenstraatse kerk, in 1866 begonnen in het nieuwe huis onder Gods zegen, rijke vruchten voortbrengen, maar mogen ook de Rotterdammers, die in verleden tijden het Gesticht zo milddadig, ja rijkelijk hebben gesteund, St. Lucia niet vergeten en door hun giften en gaven medewerken aan het mooie doel: arme en verlaten meisjes vormen tot datgene wat men in onze tijden zo broodnodig heeft: tot degelijke, goede, getrouwe gezinshulp.

 

PATER DALMATIUS VAN HEEL O.F.M.