Circa een half jaar had de familie D. in het Westen als dienstbode in huis de 25-jarige Maria J.S., een meisje dat reeds wegens diefstal voorwaardelijk tot 6 maanden gevangenisstraf was veroordeeld.
In Maart j.l. deelde Maria mede, dat zij te Roermond in betrekking zou gaan. Op 16 Maart j.l. nam zij van haar mevrouw afscheid met eenige koffers bepakt.
Ne eenige dagen bemerkte mevrouw echter, toen zij in haar linnenkast op de slaapkamer kwam, dat zij eenige gouden sieraden – erfstukken uit de familie – vermiste. De verdenking viel op Maria, die daarvoor gistermiddag terecht stond, na door een marechaussee uit Roermond te zijn overgebracht, waar zij thans in de gevangenis zit.
Zij bekende de gouden sieraden gestolen te hebben, die grootendeels waren achterhaald, doch ontkende een tweede tenlastelegging, n.l. diefstal van een bankbiljet van f 10, uit een taschje dat een vriendin der familie D na haar bezoek vergeten had. Verdachte had een gouden armbandhorloge en een gouden oorbel met diamant voor f 22,50 verkocht bij de 63-jarigen juwelier M.S., onder een valschen naam.
Het O.M. vorderde vrijspraak voor het niet bewezen zijn van de diefstal van het bankje van f 10, doch 8 maanden gevangenisstraf voor den diefstal der gouden sieraden.
De raadsman, mr. J.D. de Haan drong aan op een gecombineerde straf en strenge onder-toezichtselling.
Wegens heling stond daarna terecht bovengenoemde juwelier, wonende alhier, die – naar allereerst werd voorgehouden – drie veroordelingen op zijn strafblad heeft.
Hij ontkende echter geweten te hebben, dat de gouden voorwerpen, die hij van Maria voor f 22,50 kocht, gestolen waren. Hij zou zijn dochter nog gezonden hebben naar het door het meisje opgegeven adres aan de Sapngenschekade.
Zijn dochter bevestigde dit. Zij was per fiets naar het aangeduide adres gereden en had daar op en bordje den door het meisje opgegeven naam gelezen.
Het meisje was door haar betaald met twee bankbiljetten van f 10 en 1 rijksdaalder.
Er werd nog een jongedame uit Gouda gehoord, die op het ogenblik dat het meisje de sieraden te koop zou hebben aangeboden juist in den winkel was om haar verlovingsring te halen. Er was toen echter niemand in den winkel ….
Wel verklaarde deze getuige tegelijkertijd met de dochter van den juwelier den winkel te hebben verlaten.
Het dienstmeisje Maria verklaarde dat zij op spoed had aangedrongen, omdat zij anders haar trein naar Roermond niet zou hebben gehaald.
De rechtbank achtte het echter noodig de verdere behandeling voor onbepaalde tijd uit te stellen en de zaak naar de instructie terug te wijzen, teneinde nog eenige getuigen te doen hooren.
Rotterdamsch Nieuwsblad, 18-9-1940
In september van het vorige jaar stond de 25-jarige dienstbode uit Venlo terecht wegens diefstal van eenige sieraden ten nadele van mevr. A.J.D.- M. van den Heemraadssingel bij wie zij in betrekking was geweest. Op 30 maart verliet zij haar dienst met medeneming van allerlei waardevolle dingen. Alvorens echter naar het station te gaan, verkocht zij een diamanten oorbel en een dameshorloge aan een juwelier in de Middellandstraat. Deze juwelier, de 63-jarige M.S., had zich te verantwoorden wegens heling, want hij zou de twee voorwerpen tezamen van f. 22,50 gekocht hebben, zonder zich omtrent de herkomt ervan behoorlijk te hebben vergewist. De rechtbank besliste toen, dat het onderzoek in deze niet volledig was geweest en wees de zaak terug naar de rechter van instructie.
Vanochtend diende deze zaak opnieuw. President was mr. Dr. Van Oosten Slingeland. De behandeling van deze zaak nam zeer veel tijd in beslag. Daar verschillende deskundigen als getuigen moesten worden gehoord. De taxatie van het gestolen oorbelletje bleek veel voeten in de aard te hebben. Get. I. Weggelo, winkelchef van de firma Van Kamoen Begeer en Vos, schatte de inkoopwaarde op f 100, maar get. Leo van Ierland (a decharge) zeide, dat hij er ongeveer f 30 voor zou hebben gegeven.
Het O.M., waargenomen door mr. Hoeffeleman, achtte opzetheling bewezen. Het dienstmeisje is korte tijd in den winkel geweest misschien negen minuten. Verd. Beweert nu dat hij een diepgaand onderzoek heeft ingesteld alvorens tot den aankoop over te gaan. Hij had o.a. zijn dochter per fiets uitgestuurd naar de Spangenschekade om te zien of daar op een bepaald adres inderdaad iemand woonde, die den naam droeg, welken de aanbiedster had genoemd. Deze dochter was echter zo gauw terug dat men onmogelijk kan aannemen , dat zij werkelijk op den Spangenschekade is geweest. Het veroordeelde dienstmeisje heft verklaard, dat de winkelier haar voor de oorbel en het horloge f 12,50 had betaald. Gebleken is dat de waarheid anders is. Verd. Betaalde 22,50, maar in ieder geval is dit veel te weinig. Mr. Hoeffelman wilde zich houden aan de taxatie van den heer Wesselo en achtte verd’s schuld vaststaand.
De eisch luidde: 1 maand gevangenisstraf.
Mr. G.C.A. Oskam, verd’s raadsman, hield een uitvoerig pleidooi waarin hij betoogde, dat de getuigenissen der deskundigen voor allerlei uitleggingen vatbaar zijn en dat men een winkelchef van een dure juwelierszaak niet mag verwarren met iemand, die niets anders doet dan diamanten naar hun juiste waarde schatten. Het speet pl. Dat hij niet ook nog iemand van den lommerd had opgescharreld teneinde diens oordeel te vernemen. Pl. Achtte verd’s schuld volstrekt niet bewezen en zeide tenslotte nog, dat – al is verd’s strafblad niet zo briljant als de diamenten oorbel die hij gekocht heeft – de laatste jaren een absolute verbetering aantoonen.
Uitspraak 21 Januari a.s.
Rotterdamsch Nieuwsblad, 8-1-1941
UITSPRAKEN
(…)
De 63-jarige juwelier M.S., alhier, werd wegens heeling van een gestolen oorbel en een dameshorloge veroordeeld tot 3 maanden gevangenisstraf.
Rotterdamsch Nieuwsblad, 22-1-1941