In
1929 geeft A.H. Sonneveld, die dan woont aan de Heemraadssingel 158, aan het architectenbureau J.A,
Brinkman en L.C. van der Vlugt opdracht om een vrijstaande villa te ontwerpen
voor het villapark Dijkzicht. Deze witgepleisterde villa, die in 1933 wordt
opgeleverd, vormt een hoogtepunt van “Het Nieuwe Bouwen” en is sinds 2001
ingericht en opengesteld als museumwoning.
Albertus
Hendrikus Sonneveld (Bertus) was als 13-jarige jongeman in 1899 naar Rotterdam
getrokken om in 1900 bij De firma van De Erven de Wed. J. van Nelle in dienst te treden als jongste bediende. Hij weet zich op te werken tot
algemeen procuratiehouder in 1919. Hij reisde elk jaar vele maanden door het
westen en zuiden van Noord-Amerika om de tabak voor Van Nelle te keuren, in te
kopen en te laten verschepen. Bij de omzetting van de onderneming in een
naamloze vennootschap in 1935 werd hij zakelijk directeur van de tabaksdivisie
en hij is dit tot aan zijn pensioen in 1950 gebleven. In 1912 trouwde hij met
Gesine Grietje Bos uit welk huwelijk twee dochters werden geboren, Magda (Puck)
en Gesine (Gé).
Ondanks zijn zelfvergaarde rijkdom en zijn behoefte om deze te etaleren stond de Sonneveld vooral bekend als een bescheiden en beschaafde man die werkelijk belangstelling had voor het wel en wee van zijn medemensen. Hij dwong respect af als 'selfmade' zakenman bij Van Nelie, maar was niet autoritair. Door zijn eenvoudige afkomst en zelf verworven algemene ontwikkeling bewoog hij zich gemakkelijk tussen mensen uit alle lagen van de bevolking: de werklieden van de fabriek,
de firmanten van Van Nelie
en de Amerikaanse tabakstelers.
De
stijging op de maatschappelijke ladder die de Sonnevelds doormaakten is af te
lezen uit de opeenvolgende straten die mevrouw Sonneveld in het Rotterdamse
heeft bewoond: de Bellevoystraat 67b, de Burgemeester Meineszlaan 106a, die zij
na haar huwelijk met Bertus in 1912 betrok en vervolgens met de inmiddels
geboren kinderen de Heemraadssingel 158. In dit huis woonde ook de uit
Duitsland afkomstige dienstbode van het gezin Martha Karl. Het huis aan de
Heemraadssingel had een voor en een achterkamer met suitedeuren ertussen. De
voorkamer was, zoals te doen gebruikelijk, ingericht als zitkamer of salon en
de achterkamer als eetkamer. Mevrouw Sonneveld was zeer precies aangelegd. Het
huis aan de Heemraadssingel maakte altijd een opgeruimde indruk. Nergens in het
toch betrekkelijk volle interieur lag een kleedje of een tijdschrift scheef of
verkreukeld. Spullen werden na gebruik direct opgeruimd en weggeborgen. Mevrouw
Sonneveld was de eerste Rotterdamse met een eigen auto: een Packard Convertible
(een twoseater).
Door de gunstige tantième-regeling
voor directieleden was Sonneveld ondanks de economische wereldcrisis van 1929
vermogend genoeg om zich een nieuw, vrijstaand woonhuis met inrichting te
kunnen veroorloven. Hij werd hierbij geïnspireerd door mede-directielid Kees
van der Leeuw. Deze was de drijvende kracht achter de bouw van het hypermoderne
fabriekscomplex van Van Nelle in Overschie in de periode 1925-1931, ontworpen
door het architectenbureau J.A, Brinkman en L.C. van der Vlugt uit Rotterdam.
Aansluitend op de febrieksbouw voor Van Nelle lieten de leden van de
fabrikantenfamilie Van der Leeuw hun eigen woonhuizen moderniseren dan wel
nieuwe huizen ontwerpen door dezelfde architecten. Het nieuwe huis van Kees van
der Leeuw aan de Kralingse Plaslaan werd in de periode 1928-1930 gebouwd. In
navolging daarvan gaven de twee andere directieleden van Van Nelle, Mathijs de
Bruyn en Bertus Sonneveld, in 1929 opdracht om voor hun gezinnen vrijstaande
woonhuizen te ontwerpen.
Sonneveld had
zich op 8 februari 1929 schriftelijk tot Burgemeester en Wethouders van
Rotterdam gericht met het verzoek om in aanmerking te komen voor een perceel
voor het villapark Dijkzigt, tegenover het museum Boymans van Beuningen.
Hiermee was hij de tweede belangstellende die zich aanmeldde om in aanmerking
te komen voor een kavel, maar na driekwart jaar had hij nog niets officieel van
de gemeente vernomen. De aarzeling van de gemeente hield verband met de aanleg
van de maastunnel; zij wilde zich nog niet vastleggen omdat de afwikkeling van
het verkeer vanuit de tunnel op dat moment nog onduidelijk was.
James Catz,
een andere belangstellende die woonde aan de Heemraadssingel 64 en die op 7
november 1929 een zelfde verzoek aan B&W van Rotterdam richtte, droeg de
dag daarna reeds aan Brinkman en Van der Vlugt op om een schetsplan te maken.
Dit lijkt de aanleiding te zijn geweest om ook voor Sonneveld alvast
voorstellen te gaan schetsen. Catz zag echter al snel weer af van de bouw van
een villa op Dijkzigt (hij verhuisde in plaats daarvan naar Heemraadssingel
131) en voor Sonneveld bleef het wachten op meer duidelijkheid omtrent de
verkaveling.
Omstreeks
het najaar van 1929 werd het eerste schetsvoorstel voor het huis van Sonneveld
getekend. De plattegrond is dan nog gebaseerd op het type van een klassiek
herenhuis, zoals de familie op de Heemraadssingel 158 bewoonde. Elke dinsdagavond verzamelde
zich het hele gezin rondom een tafel bezaaid met bouwtekeningen in het oude
huis aan de Heemraadssingel, zo vertelde de oudste dochter Puck. Waarschijnlijk
werden de gezichten van vader Bertus, moeder Gesine en de beide dochters Puck
en Gé Sonneveld aangelicht door de eetkamerlamp die op een filmfragment uit
1925 is te zien midden boven de tafel met daarnaast het bellenkoord. De
architect Leen van der Vlugt was in de periode 1929 tot 1933 kind aan huis bij
de familie Sonneveld om zijn ontwerp voor het nieuwe woonhuis aan de
Jongkindstraat nader toe te lichten en te bespreken. Hij ontwierp niet alleen
de woning, maar ook het volledige interieur, waarin stalen buismeubelen en een
opvallende kleurstelling die per vertrek anders is, een dominerende rol
spelen.Van een donker, onpraktisch ingedeeld en ouderwets ingericht huis zouden
zij overgaan naar een ruime, lichte en lege woning, voorzien van alle moderne
gemakken en omringd door de nieuwste producten van de toenmalige industrie.
Na
12 ontwerpvarianten en nadere uitwerkingen van het plan kwamen op 18 februari
1932 de bestektekeningen gereed. Het gezin verhuisde kort na de oplevering op
17 mei 1933 naar de Jongkindstraat 12. Ze lieten niet alleen alle meubels maar
ook vrijwel alle gebruiksvoorwerpen achter in het huis aan de Heemraadssingel.
Sinds 2001 is het huis aan de Jongkindstraat een museumwoning, geheel
gerestaureerd naar de situatie in 1933 en ingericht met alle originele meubels
of van replica’s daarvan.
Bron:
Huis Sonneveld; Modern wonen in 1933, NAI-uitgevers, Rotterdam 2001.