Een goede vangst.
Den 17den April heeft de Rotterdamsche politie in een plantsoen onder Deltshaven aangetroffen twee Duitschers,
zwervers, die daar op een bank zaten en verzochten naar hun vaderland te worden
voortgeholpen. Zij werden naar het bureau Van den vreemdelingendienst op het
hoofdbureau aan het Haagscheveer te Rotterdam
gebracht. Daar haalde men ook hun koffertjes, die in een logement in de Feijenoordstraat stonden, waar zij eenigen
tijd hadden vertoefd. Op het hoofdbureau van politie werden die koffertjes
doorzocht. Men vond erin — tusschen oude kleeding en verschillende papieren, waaruit bleek, dat deze
zwervers zijn de 25-jarige F. Grube, een slotenmaker,
en de 18-jarige C. Becker, een kantoorbediende, beiden uit Hannover, —
ook een koperen klompje en een boekje met postzegels, in den eersten Paaschnacht door middel van braak gestolen ten huize van
den luitenantkolonel-commandant van het korps
Koninklijke Scherpschutters, den heer A. N. C. S. van Buren, aan den Westersingel No 60. Mede werden in het bezit van deze
vreemdelingen gevonden een paar briefkaarten, geadresseerd aan mevrouw de
weduwe M. J. de Bas, op den Heemraadssingel, bij wie
eveneens was ingebroken.
Voorst bleken hun schoenen volkomen
te passen in gipsafdrukken van voetstappen, die men gevonden heeft in de tuinen
van de heeren dr. E. van Rijckevorsel,
H. F. Hoyer en mr. W. A. Mees, woonachtig aan de Parklaan 3, 5 en 9, en in den aan die tuinen grenzenden tuin van den heer O H. van Dam, aan het Koningin
Emmaplein 11. In de Parklaan,
in de nabijheid van die tuinen, was reeds een portefeuille gevonden met
papieren, aan deze vreemdelingen toebehoorende.
Na deze ontdekking zijn de beide Duitschers naar het politiebureau in de Witte de Withstraat overgebracht, waar de commissaris van politie,
de heer J. J. Soer, hun een scherp verhoor deed
ondergaan, hetgeen er toe leidde, dat een hunner bekende dat zij de daders zijn
van de verschillende inbraken, die in den laatsten
tijd in het westelijk gedeelte van Rotterdam zijn gepleegd. Zij waren al
ongeveer vijf weken in deze stad en zouden uit armoede tot diefstal zijn
gekomen.
Ook is in hun bezit gevonden een
zilveren ledikantje, ongetwijfeld eveneens van
diefstal afkomstig.
D u i t s c
h e i n b r e k e r s g e v a t.
Het aantal
inbraken in de omgeving van Westersingel, Mathenesserlaan, Heemraadssingel
enz. nam de laatste weken onrustbarende afmetingen aan. Voornamelijk was het op
huizen gemunt, die aan de achterzijde gemakkelijk te bereiken zijn langs
brandgangen of tuinen. Daar de dieven zich in hoofdzaak bepaalden tot het
meenemen van contant geld en verder zich te goed deden aan ververschingen,
wijn, vleesch en sigaren, terwijl het tafelzilver
onaangeroerd werd gelaten, rees het vermoeden, dat men niet met de gewone soort
inbrekers te doen had, doch met landloopers of
opgeschoten jongens, die op avontuur uit waren.
De laatste
nachten waren bijzondere voorzorgsmaatregelen getroffen om den heeren den voet dwars te zetten, en zoo was de politie der
4e afd., versterkt met een aantal agenten in burgerkleeding,
die des nachts buitengewoon scherp toezicht hielden.
Daarbij
kwam, dat in den nacht van Woensdag op Donderdag wakers van den Gecontr. Particulieren Nachtveiligheidsdienst, die
surveilleerden in de omgeving van de Westerstraat en
het Westplein, hadden opgemerkt, dat zich een paar
verdachte lieden in de richting van de Parklaan
hadden begeven. Een controleur en enkele wijkbewakers stelden daarop
gezamenlijk een onderzoek in in den tuin van mr. W.
A. Mees. aan de Parklaan no. 9, die uitstedig is en
in welken tuin zij de heeren dachten te vinden.
De groote tuin achter het huis van den heer Mees grenst aan
den tuin van den heer C. H. Van Dam, wonende Koningin Emmaplein
en aan de tuinen van de heeren H. F. Hoyer en J. Van Hoboken Azn. en dr. E. Van Rijckevorsel,
wonende Parklaan. In dat complex tuinen nu hebben de
verdachte personen zich weten schuil te houden, althans zij moeten daar geweest
zijn, maar zijn niet gevonden en hebben vermoedelijk later onopgemerkt weten te
ontkomen, 's Morgens werd daarop het onderzoek door de politie der 4e afd.
voortgezet en werden voetafdrukken in verschillende tuinen, gevonden.
Ook werd een
portefeuille met papieren gevonden ten name van Duitschers.
Terwijl de draad hierdoor aan de politie in handen gegeven, door de politie
werd gevolgd, kwam er bericht, dat twee Duitschers
die liepen te lanterfanten in het plantsoen aan het Heemraadsplein,
een agent van politie hadden aangesproken om onderkomen. Deze beide Duitschers werden als vreemdelingen zonder middel van
bestaan gebracht naar het hoofdbureau Haagsche Veer en daar bleken ze te zijn
de 25-jarige kantoorbediende F. Grube en de 18-jarige
slotenmaker C. Becker, beiden uit Hannover. In verband met het vinden der
portefeuille werd nu het onderzoek voortgezet en daarbij bleek aan de politie
van het bureau Witte de Withstraat, dat de beide Duitschers sedert 5 weken verblijf hielden in een logement
aan de Peijenoordstraat. Hun bagage werd aan een
nauwkeurige inspectie onderworpen en onder deze werden toen gevonden een
koperen klompje, een zilveren ledikantje en een boekje
met postzegels, afkomstig van den diefstal met braak ten huize van den heer
Alex Van Buren, assuradeur aan den Westersingel no.
60 alwaar met Paschen in dien nacht van 23 op 24
Maart j.l. ingebroken werd en o.m. 200 gld. ontvreemd
werd. Voorts werden gevonden in de bagage eenige
prentbriefkaarten uit Elspeet en Nunspeet
ontvreemd in den nacht van Dinsdag op Woensdag j.l.
ten huize van mevrouw do weduwe M. J. De Bas, aan den Heemrraadssingel.
De Duitschers werden door zooveel bewijsmateriaal
alras tot bekentenis gebracht. Uit armoede hadden zij gehandeld, zeiden zij. Op
hun rekening moeten gebracht worden, de inbraken bij de heeren
Kolff, mr. Suermondt. Van Buren, mevrouw de weduwe Schaedtler aan den Westersingel,
bij de heeren Schilthuis en De Vries aan den
Haringvliet Z.Z., bij den Rijksbetaalmeester aan de Baan, bij den heer
Hulstkamp en dr. Van Woerkom aan de Mathenesserlaan en bij mevr. De Bas aan den Heemraadsringel. Onbegrijpelijk is het hoe de beide Duitschers, die hier heg noch steg wisten, zoolang
ongemerkt hebben kunnen logeeren en rondloopen. Indien er geen termen gevonden worden de beide
vreemdelingen over de grenzen te zetten, kunnen zij een paar jaartjes voor
rekening der Nederlandsche schatkist — een
gevangene kost 300 gld. per jaar -- in een onzer gevangenissen gevoed,
verpleegd en zedelijk verbeterd worden, om na afloop van hun straftijd over de
grenzen gexpedieerd te worden. De inbrekers hadden
bij hun arrestatie tricot ondierbroeken aan, ontvreemd ten huize van dr. Van Woerkom; de inbraak daar gepleegd bekennen zij, evenals die
ten huize van de heer Van Buren, bij mevr. De Bas en bij den heer Hulstkamp.