De Oostenrijkse landverhuizers, die het stoomschip
Volturno, van de Uranum Stemschip Coy. Ltd., gisteren uit New York alhier heeft
aangebracht, zijn met den voor hen bestemden extra-trein vertokken.
De Russiche landverhuizers zijn onder toezicht der
politie aan bood gebleven. Gisterennamiddag ontvning de politie alhier bericht,
dat de landraad te Benthiem geen genoegen meer neemt met de consulaire passen,
ten behoeve van deze landverhuizers, door den vice-consul van Rusland te deezer
stede, afgegeven De Russische landverhuizers moeten voortaan voorzien zijn van
goevernementsopassen, afgegeven door de Russische regeering, willen zij de
Pruische grens bij Benthiem kunnen passeren.
Wij
ontvingen bericht, dat heden het Duitsche contrôlestation te St. Ludwig is
geopend. Daarbij zijn de volgende “Voorschriften voor het verkeer van
niet-Duitsche landverhuizers over de Elzas-Lotharinsche grens” (vastgesteld
door het ministerie van Elzas-Lotharingen op 31 December j.l.) uitgevaardigd:
“Tot
regeling van het verkeer van niet-Duitsche landverhuizers over de
Elzas-Lotharinsche grens wordt het volgende verordend:
“Het
binnenkomen in het Elzas-Lotharische gebied is slechts dan aan landverhuizers
veroorloofd, wanneer zij in het bezit zijn van een met een Duitschalnd
geconcessioneerde scheepvaartmaatschappij afgesloten vervoercontract voor den
tocht naar een niet-Duitsche haven van ontscheping, en spoorkaartje tot aan de
haven van inscheping, en genoegzaam contant geld, om hun toelating aan de haven
van bestemming, of wanneer zij daar worden teruggezonden, hun terugtcht naar
hun land van oorsprong te verzekeren. Hiertoe is ten aanzien van gezonde, niet
gebrekkige personen van ouder dan 10 jaar een bedrag van 400 Mark, en voor
jongeren een som van 100 Mark per persoon als genoegzaam te beschouwen.
“Aan
niet Duitsche landverhuizers, die aan deze voorwaarden niet voldoen, wordt de
binenkomst in het land alleen toegestaan, wanneer zij een controle-station
passeren. Voor Elzas –Lotharingen wordt zo’n station te St. Ludwig opgericht.
“De
inrichting en het bestuur van het controleststion heeft plaats overeenkomstig
de daarvoor uitgevaardigde bijzondere bepalingen.
“Voor
zover de Duitsche bondsstaten naar overeenkomstige regelen controle-stations
zijn ingericht, is het passeren vandie stions ook voldoende voor den doortocht
door het gebied van Elzas-Lotharingen
“Deze
bepalingen gelden voor alle niet-Duitsche landverhuizers zonder onderscheid, of
zij door een binnenlandsche- of buitenlandse scheepvaartmaatchappij vervoerd
worden.”
Hiermee
is dus de laatste weg, die nog aan niet-Duitsche landverhuizers door
Duitschalnd naar Nederland openstond, gesloten, en is het voor niet
geconsessioneerde lijnen onmogelijk gemaakt, nog langer niet-Duitsche
landverhuizers door Duitschland naar Amerika vervoerd te krijgen. De enige
mogelijkheid die er nu nog is om landverhuizers over onze havens te vervoeren,
zou zijn, hen over Frankrijk naar hier te brengen. Naar wij vernemen, wordt
echter door de Duitsche lijnen bij de Comp. générale transatlantique te Havre,
die mede in Duitschland concessie heeft en in een nauwe verstandhouding met de
Duitsche lijnen leeft, moeite gedaan, opdat de comp. gën. Tranatl. Van de
Franse regeering gedaan zal krijgen, dat het vervoer van landverhuizers door
Frankrijk en Nederland verboden, of althans zeer belemmerd zal worden.
’t
Is echter nauwelijks aan te nemen, Dat de Franse regeering zich hiertoe zou
willen leenen.
Naar
wij vernemen heeft de consul-generaal van Rusland te Amsterdam, den landraad
Bentheim, telegrafisch erop opmerkzaam gemaakt, dat de consulaire passen, die
hier ter stede ten behoeve van de Russische landverhuizers worden afgegeven,
evenveel kracht hebben als de gouvernementspassen van wege de Russische
regeering verstrekt.
De
consul-generaal heeft er voorts op gewezen, dat vorige zendingen Russische
landverhuizers ongehinderd op vertoon van de consulaire passen in Rusland zijn
toegelaten.
De Russische
landverhuizers van het stoomschip Volturno vertrekken ook heden naar alle
waarschijnlijkheid niet.
Hedenmorgen
zijn 300 landverhuizers, met het stoomschip Rijndam van de Holland Amerika lijn
uit New York aangebracht, van het Maasstation alhier in de richting naar
Duitschland vertrokken.
NRC,
18-2-1911
(…)
Naar
wij vernemen, heeft de politie aan den heer Tinsley, den vertegenwoordiger van
de Uranium Steamschip Cy. Ltd. Alhier, voorgesteld, alle Russische landverhuizers
van de Volturno te laten landen, en hier te laten blijven voor rekening van
zijn maatschappij en onder voorwaarde dat de heer Tinsley een borgtocht van f
6000 stelt. De heer Tinsley heeft echter dit voorstel afgeslagen.
(…)
De
heer Tinsley is met den vice-consul van Rusland alhier bij den minister van buitenlandse
zaken in Den Haag op audiëntie geweest om de belangen van de door hem
vertegenwoordigde maatschappij te behartigen.
Ook
met den burgemeester dezer gemeente heeft hij een conferentie gehad.
In
den toestand der Russische landverhuizers bracht dit tot dusverre geen
verandering.
NRC,
23-2-1911
Om
kwart voor drieën gisternamiddag werden de trossen losgegooid, waarmee het
stoomschip Volturno van de Uranium Steamship Cy. Ltd. Sedert vorige week
Donderdag aan den wal in de Tweede Katendrechtse haven alhier gemeerd lag. De
schroef zette zich in beweging, en geassisteerd door sleepboten, verliet de
Volturno langzaam stoomende, de haven, niet alleen medenemende 153 tweede en
383 derde-klasse-passagiers die zich gisteren aan boord inscheepten voor
Amerika, maar ook de Russen, aan wie in de stad de landing geweigerd was.
Gelijktijdig
verlieten de sleepboten Utrecht en Waalhaven, van de firma Smit Jr. de Tweede
Katendrechtse haven. Aan boord van de Utrecht bevond zich de inspecteur van
politie F. van ’t Sant, op de Waalhaven de inspecteur H.W.C. van Ingen, beide
het bevel voerende over een detachement politie-agenten.
De
Utrecht volgde in het zog van het vertrekkende stoomschip, de Waalhaven stoomde
dit in den beginne een eind vooruit
Aan
boord van de beide sleepboten hield men goed de wacht, want het gerucht liep
dat de heer Tinsley, de vertegenwoordiger van de Uranium Steamschip Cy. Ltd.
Hier ter stede, die zich op het stoomschip evond, zou trachten, de Russische
landverhuizers, aan wie landing belet was, te ontschepen voor men de Nieuwe
Waterweg uit was.
Zoo
stoomden de Volturno en haar begeleiders de rivier af. Er was een harde wind en
veel deining in het water.
Kwartier
over drieën passeerde men Schiedam, en even later werden aan boord van de
Volturno toebereidselen gemaakt om de statietrappen aan stuur- en bakboord neer
te laten. Dit geschiedde zonder van vaart te verminderen.
Inmiddels
waren ook de sleepboten Engeneering en Wilton’s, beide van de naamlooze vennootschap
Wilton’s machinefabriek en scheepswerf alhier, in het kielwater van de Volturno
gekomen. Beide sleepboten, al eenige tijd in het zicht, stoomde op gelijke
hoogte mede. Doch voorbij Schiedam, tegenover de zalmvisscherij Prins Hendrik
gekomen, schotten deze beide booten, vermoedelijk op een sein, dat aan boord
van het stoomschip gegeven werd – er werd een vlaggetje in het want gehesen –
langs stuurboordzijde van de Volturno. Vliegensvlug werd aan die zijde de
statietrap neergelaten, en de geweigerde Russiche landverhuizers, die met pak
en zak klaarstonden, ontscheept onder leiding van den heer Tinsley, op deze
sleepboten.
De
met de politie bemande sleepboten, die dadelijk daarop eveneens langs zijde van
de Volturno lagen, konden deze ontscheping wegens het voortdurend onstuimiger
wordende weer moeilijk beletten. Had de politie vangeweld gebruik gemaakt,
ongelukken waren zeer waarschijnlijk niet uitgebleven. Want alles ging
vliegensvlug, zonder dat de Volturno zichtbaar vaart verminderde, en een woeste
deining heele stukken water over de dansende sleepboten sloeg.
In
een kwartier was alles afgelopen. De Volturno zette de reis naar Amerika voort,
en de sleepboten Engineering en Wilton’s met de Russische landverhuizers en hun
bagage aan boord, koersten naar Rotterdam terug. Voorop de Engineering, aan
boord waarvan ook de heer Tinsley was, die tegelijk met de Russen het
stoomschip verlaten had.
Deze
terugtocht werd een wilde jacht, toen de kapitein van de Engineering, van de
met politie bemande sleepboot Utrecht aangeroepen en gefloten om bij te leggen,
deed alsof hij niets hoorde. Alles wees erop, dat men wilde beproeven de
politie voor te zijn in het bereiken van de vaste wal. In volle kracht werd er
opgestoomd in hageljacht en regenvlagen. De vervolgd wordende sleepboot kreeg
een voorsprong, dien zij evenwel ten deele verloor, toen men voor de stad in
het drukke verkeer kwam. Er werd aangestuurd op de Boompjes, recht voor het
kantoor van de Uranium Steamschip Cy. Ltd. Aan een daar liggen Rijnschip werd vastgemaakt
om den vaste wal in de Boompjes te betreden.
Maar
voor de eerste vreemdeling een voet aan wal kon zetten, hadden de
politiemannen, die op de Utrecht waren, den vaste grond onder de voeten. Na te
hebben vastgemaakt aan de Engineering, waren zij, vlugger uit de voeten
kunnende, dan de met pakken beladen vreemdelingen, over de rijnschepen gegaan
en hadden op de wal in de Boompjes postgevat, front makende naar de Frankfurt
43, van de Frankfurter Schleppschiffahrt, op het dek waarvan ten laatste alle Russen
met hun heele hebben en houden belandden. Verder kwamen zij niet. Het was toen
even over vieren.
Het
weer, dat in onstuimigheid toenam, deed deze vreemdelingen, onder wie mannen
met grijze baarden zoowel als vrouwen en kleine kinderen, op het dek van de
Frankfurt 43 samenscholen. Allen waren doornat.
Zoo
stond het schamele troepje daar een half uur lang. Tinsley had hen verlaten,
allen stellende ter beschikking van de politie, onder mededeeling, dat
eventuele kosten voor deze leiden gemaakt, voor zijn rekening kwamen.
Maar
zelf op het dek van de Frankfurt 43 bleken de arme menschen geen rust te zullen
hebben. Want daar verscheen de heer Steinweg, die van de politie verlangde, dat
zij de Frankfurt 43, waarover hij het beheer heeft, zou ontruimen.
Nu
werden allen weer teruggebracht op de sleepboot Wilton´s, aan wier kapitein de
politie inmiddels arrest had opgelegd. Op deeze sleepboot moesten zij, ten
getale van 50 tot 60 man, zich met hun bagage maar gemakkelijk zien te maken,
onder bewaking van de politieagenten.
Een
andere politieboot was er inmiddels op uit om ook op de Engineering, die zich
dadelijk nadat haar passagiers gelost waren, uit de voeten had gemaakt, beslag
te leggen.
Ruim
vijf uur kwam eindelijk het bevel: de sleepboot Wilton’s moet met de Russische
landverhuizers aan boord naar de Waalhaven gebracht worden en daar onder
politietoezicht ligplaats nemen.
In
den loop van den avond heeft de hoofdcommissaris van politie, van meening de
menschelijkheid te moeten betrachten, getracht een woonschip te zijner
beschikking te krijgen.
Hij
si er toen in geslaagd, in plaats van op een woonschip, de hand te leggen op
twee Padangs, booten, die vroeger als
veerbooten op de rivier dienst hebben gedaan. Ton de landverhuizers daarop
overgebracht waren, zijn de sleepboten Engeneering en Wilton’s vrijgelaten.
Voor een behoorlijke ligging en goede voeding van de Russische zwervers wordt
zorg gedragen..
De
hoofdcommissaris van politie ondervond bij de door hem genomen beschikkingen de
volle medewering van het Russische consulaat alhier, dat erkentelijk is voor de
bemoeiingen, ten behoeve van de arme menschen in het werk gesteld.
NRC,
24-2-1911
De
minister van justitie heeft ter voldoening aan het bepaalde bij art. 13 laatste
lid ter voldoening aan het laatste lid der wet van 13 Augustus 1849 (Stabl, no.
30) tot regeling der toelating en uitzetting van vreemdelingen aan den
voorzitter van de Tweede Kamer medegedeeld, dat bij Koninklijk Besluit van 28
Februari 1911 no. 2, op de gemeenschappelijke voordracht van de ministers van
justitie en van buitenlandse zaken, gelast is de uitzetting uit Nederland van
Richard Bolten Tinsley, Engelsman van nationaliteit.
Bij deze mededeling is gevoegd een afschrift van het bovenbedoelde koninklijk besluit, waarin o.a. gezegd wordt:
Overwegende,
dat Richard Bolten Tinsley, Engelschman van nationaliteit, op Donderdag 23
februari 1911 ruim vijftig Russische landverhuizers, wier toelating hier te
Lande geweigerd was en welke zich bevonden aan boord van het stoomschip
“Volturno”, tijdens de vaart van dit schip door den Nieuwen Waterweg heeft
ontscheept op twee sleepboten, met de bedoeling deze landverhuizers te
Rotterdam aan land te brengen op een plaats, waar hij vermoedde dat geen
onmiddellijk politietoezicht zou aanwezig zijn;
Overwegende,
dat de hoofdcommissaris van politie te Rotterdam uitdrukkelijk de landing van
deze vreemdelingen verboden heeft en de vreemdeling Tinsley door bovengenoemde
handelingen uitvoeringheeft gegeven aanzijn voornemen, om in strijd met het
verbod van den hoofdcommissaris van politie voornoemd de landing te
bewerkstelligen;
Overwegende,
dat de vreemdeling die opzettelijk verijdeld of tracht te verijdelen op de wet
steunende belangrijke maatregel;en door de politie genomen in het belang van de
publieke orde en rust en ter uitvoering van de Vreemdelingenwet, gevaarlijk is
voor de publieke rust;
Gelet
op de artikelen 12 en 13 der wet van 13 augustus 1840 (Staatsblad no. 39), tot
regeling der toelating en uitzetting van vreemdelingen;
Hebben
goedgevonden en verstaan:
Te
bepalen dat:
De
vreemdeling Tinsley voornoemd, als gevaarlijk voor de publieke rust, uit
Nederland wordt uitgezet.
Naar
wij vernemen zegt de heer R.B. Tinsley op last van den kapitein van de Volturne
gehandeld te hebben toen hij de Russische landverhuizers van het stoomschip in
den Nieuwen Waterweg ontscheepte.
Volgens
den heer Tinsley zouden zij reeds, vóór de Volturno uit de Tweede
Katendrechtsehaven vertrok, den kapitein met oproer bedreigd hebben, indien zij
verder naar Amerika terug moesten en verkoos de kapitein om die reden niet met
hen zee te kiezen, indien den heer Tinsley niet mede aan boord ging.
Toen
de Volturno nu van wal stak, brak er, volgens den heer Tinsley, werkelijk
oproer onder deze teruggezonden landverhuizers uit en heeft hij hen, op bevel
van den kapitein van de Volturno, op sleepboten naar den wal gebracht en ter
beschikking der politie gesteld.
De
heer Tinsley, die nu dezen uitleg geeft van zijn optreden en handelen bij het
vertrek der Volturno, deed evenwel aan de politie van de oproerige gezindheid
der Russen en hun geuite mededelingen geen mededeeling, toen hij hen in de
Boompjes te haren beschikking stelde
NRC,
2-3-1911
Een uitzettingsbevel
(…)
De heer Tinsley wordt gevaarlijk geacht voor ‘de publieke rust’. Wat precies
onder deze uitdrukking is te verstaan, valt moeilijk uit te maken. De woorden
zijn in de wet gekomen bij amendement van Thorbecke, en deze heeft bij de
toelichting verklaard: “De betekenis der bewoording ’publieke rust’ is van
wijden omvang; er behoeft niets meer bij.” Waarschijnlijk zijn de woorden als
synoniem te beschouwen met hetgeen elders ‘de openbare orde’ heet
Op
welke gronden de regeering den heer Tinsley gevaarlijk voor de publieke rust
acht, is ons onbekend. Man mag aannemen, dat een der gronden deze is, dat de
heer Tinsley gepoogd heeft de Russische landverhuizers uit de s.s. Volturno
tegen het uitdrukkelijk verbod der overheid in te doen landen. Of dit voldoende
is, om den heer Tinsley gevaarlijk voor de publieke rust te achten, kunnen wij
niet beoordelen. De daad van den heer Tinsley was zeker zeer afkeurenswaardig.
Wie hier te lande gastvrijheid geniet, heeft zich in de eerste plaats naar de
wetten des lands en de rechtmatige bevelen der overheid te gedragen. Wij
begrijpen dus volkomen dat de regeering zeer ontstemt is over de houding van
den heer Tinsley, waarvoor, voor zover ons bekend, geen verontschuldiging
bestaat. Maar of het epitheton ‘gevaarlijk voor de publieke rust’ daarom reeds
hem toegepast kan worden, lijkt ons twijfelachtig. Vermoedelijk is er echter
meer gebeurd: nu weer een boot van de maatschappij, die door den heer Tinsley
hier wordt vertegenwoordigd, op komst is, heeft de politie daarin aanleiding
gevonden, met eene sterke macht te mobiliseren, ‘gewapend met geladen revolvers
en karabijnen’. Er schijnt dus inderdaad gevaar voor de publieke rust.
(…)
De maatregel moet worden beschouwd als een maatregel, zuiver tegen een zeker
persoon gericht. Met de questie van het landverhuizersverkeer door Pruisen
houdt zij feitelijk geen verband. In het ons verstrekte communiqué wordt dit
ook duidelijk te kennen gegeven: “Van verdere maatregelen ten aanzien van de
Uranium Steamschip Company is, gelet op de daaraan verbonden grooten belangen,
zoowel van internationalen aard als in het bijzonder voor Rotterdam – althans
voorlopig – afgezien”, zij het dan ook, dat die niet zullen uitblijven indien
de maatschappij voortgaat te handelen in strijd met de hier bestaande wetten en
de door de bevoegde autoriteit gegeven bevelen.
NRC,
1-3-1911
Een
vreemdeling verjaagd.
Door
de regering is uitgevaardigd een Koninklijk Besluit, waarbij een in Rotterdam
gevestigd Engelsch onderdaan, den scheepvaart-agent Richard Tinsley, het recht wordt
ontnomen om in Nederland te blijven wonen.
(…)
Het
lijdt dus geen twijfel, of de wet, zoals zij luidt, heeft alleen den s t a a t s g e v a a r l i j k e n
vreemdeling willen treffen, die de “p u b l i e k e r u s t” in gevaar brengt.
Leest men nu met deze wetenschap het K.B. van28 februari 1911, dan ziet men het woordgedraai aanstonds, dat het verlangde resultaat moest opleveren. De overwegingen waarop dit uitzettingsbesluit berust, luiden woordelijk aldus:
Overwegende, dat Richard Bolten Tinsley, Engelschman van nationaliteit, op Donderdag 23 februari 1911 ruim vijftig Russische landverhuizers, wier toelating hier te Lande geweigerd was en welke zich bevonden aan boord van het stoomschip “Volturno”, tijdens de vaart van dit schip door den Nieuwen Waterweg heeft ontscheept op twee sleepboten, met de bedoeling deze landverhuizers te Rotterdam aan land te brengen op een plaats, waar hij vermoedde dat geen onmiddellijk politietoezicht zou aanwezig zijn;
Overwegende,
dat de hoofdcommissaris van politie te Rotterdam uitdrukkelijk de landing van
deze vreemdelingen verboden heeft en de vreemdeling Tinsley door bovengenoemde
handelingen uitvoeringheeft gegeven aanzijn voornemen, om in strijd met het
verbod van den hoofdcommissaris van politie voornoemd de landing te
bewerkstelligen;
Overwegende,
dat de vreemdeling die opzettelijk verijdeld of tracht te verijdelen op de wet
steunende belangrijke maatregel;en door de politie genomen in het belang van de
publieke orde en rust en ter uitvoering van de Vreemdelingenwet, gevaarlijk is
voor de publieke rust.
Hier
wordt dus de schijn gewekt, dat den heer Tinsley, door tegen de bevelen van de
politie handelen, de “p u b l i e k e r
u s t” in gevaar heeft gebracht. En om aan die woorden dien valschen zin te
geven, worden zij in denzelfden passage nog eens listig omgewerkt tot het
begrip “p u b l i e k e o r d e e n
r u s t”, om het den schijn te geven dat in het stelsel der wet aan o p
e n b a r e o r d e b e l e i d moet
worden gedacht, terwijl de historie der bepaling zoo onbetwistbaar leert, dat
hier k a l m t e i n h e t
s t r a a t l e v e n is bedoeld.
Tegen deze verkrachting van de duidelijke grenzen der wet past een krachtig
protest, en dat protest is mogelijk. Want de wetgever heeft bovendien gewild,
dat de regeering hare bevoegdheid, om vreemdelingen te verdrijven, zou
uitoefenen onder kontrôle der Kamers, die dan ook mededeeling ontvangen van
elke uitzetting, op last der regering geschied.
Waarom
moest nu die Engelschman zoo openlijk, met de groote trom, verdreven worden uit
dit ‘land der klassieke vrijheid”?
Lezers!
Gij weet dat de bourgeoisie schachert, altijd schachert, en dat daarbij alles
van haar gading is, óók levende handelswaar, óók menschen. En daar Rusland zijn
ongelukkige ingezetenen en speciaal de Joden verjaagt, en deze menschen dan
vluchten naar zee, om een vaderland te zoeken – En daar toegang tot een schip
geld kost – En daar geld de ziel en zaligheid uitmaakt der bezitters – dáárom
zijn deze vluchtelingen handelswaar waarmee stoomvaartmaatschappijen
schacheren, opdat de aandeelhouders hóóger dividend verlangen. Deze handel in
Joodsche emigranten wordt in Duitschland gedreven door den Jood Ballin, onder
goeden protectoraat van den Keizer bij Gods genade, die wel in Joden handelt,
maar ze niet in zijn leger duldt als officieren. En de Duitsche lijnen moeten
dus bevoordeeld worden ten koste van andere stoomvaartondernemingen. Dus worden
de emigranten, die bij andere maatschappijen hun scheepvaart kochten,
bemoeilijk bij hun doortocht door Duitschland. Want ook dit moet worden
overwogen, dat een groot deel der ongelukkigen, die in Amerika hun heil
zochten, ook dáár worden afgewezen als ongewenschte gasten, op grond hunner
armoede, en dan terug moeten naar de plaats die zij uit wanhoop verlieten, naar
Rusland. Hebben zij nu een vreemde schaapskaart, dan laat Duitschalnd hen niet
door, tenzij de vreemde lijn Duitsche vriendjes heeft, gelijk de
Holland-Amerika-lijn…
En
wie begrijpt nu niet aanstonds, dat deze Christelijke, mammon schuwende Regeering
van Nederland het veelgeliefde Duitschland helpt in dezen edelen handel in
verdreven proletariërs ? En wie begrijpt niet dat de Engelsche maatschappij,
waarvan Tinsley de agent is, dan maar moet opdoeken ? En wie begrijpt nu niet,
dat het een aanranding was van de “p u b l i e k e r u s t”, dat men nochtans beproefde, de rampzalige zwervers hier
aan land te brengen ?
Mar
zonder fel protestmag dit toch niet voorbij gaan ! Dat de negotie-beluste
regeerders ook het wettelijk recht van den vreemdeling verdraaien en
ontwrichten is een gruwel, waarvan de gevaren ook onze geestverwanten zouden
bedreigen, zoodra men ook met hen op onze bodem dit spelletje beproeven zou.
Hier is het praecedent alles !
Daarom
moet deze zaak duidelijk worden aan de kaak gesteld.
A.
B. K.
Het Volk, 4-3-1911
(…)
***
Nu
eens iets over onze regering. Die heeft de vorige week den Engelschman Tinsley
den vertegenwoordiger te Rotterdam van de “Uranium’-lijn verbannen. De heer
Tinsley heeft zich daarover natuurlijk beklaagd bij den Engelsche gezant te ’s
Gravenhage. Die Engelsche geznt is toen een s met onzen minister van
Buitenlandse Zaken gaan praten en het gevolg daarvan is, dat een nieuw
onderzoek wordt ingesteld.
Een
proces-verbaal, door de Rotterdamse inspecteurs van politie Van Ingen en Van ’t
Sant opgemaakt van hetgeen er is voorgevallen bij het, tegen het van
overheidswege gegeven verbod, ontschepen van de Russiche landverhuizers van de
“Volturno”, is met een brief van den Rotterdamsche hoofdcommissaris van politie
aan de minister gezonden.
Het
Volk, 7-3-1911
Een
terugtocht
Onze
“voortrefelijke’ ministervan Buitenlandse Zaken heeft bakzijl gehaald tegenover
Engeland.
Men
weet dat de heer Tinsley, de vertegenwoordiger van de “Uranium’-lijn te Rotterdam,
bij koninklijk besluit uit ons land was verbannen, in verband met de
landverhuizerskwestie. In het Engelse Lagerhuis is daar een heftig woord over
gevallen. Er werd gevraagd of de regeering het werkeloos zou toezien, dat een
Engels onderdaan aldus werd behandeld. Namens het kabinet werd toen toegezegd,
dat een onderzoek zou plaatshebben dat, als het wenselijk zou blijken, bij de
Nederlandse regeering stappen zouden worden ondernomen om de uitzetting
ongedaan te maken. .
Thans
wordt bericht dat de Nederlandse regeering het koninklijk besluit waarbij de
heer Tinsely werd verbannen, met ingang van 1 Juni zal intrekken.
De
Engelse gezant heeft het dus van onzen “voortreffelijken” minister De Marees
van Swinderen gewonnen.
Het
ware beter geweest op wat minder hoogen toon te beginnen, dan zóó te eindigen.
Het
Volk, 15-5-1911