GEMEENTERAAD. - Zitting van 14 Juni 1906. P,  254 - 255

 

IX. Het voorstel tot het toestaan van een crediet voor den verderen aanleg van den Heemraadsingel Wz. tot aan de Middellandstraat, en van aangrenzende straatvakken, alsmede voor brugbouw over die Singelwetering enz. (Verg. van 31 Mei 1906, 1Vo. 23.) -

De beraadslaging wordt geopend.

De heer van Mierop.  Mijnheer de Voorzitter ! Tegen het voorstel in zijn geheel heb ik geen bezwaar, maar wel tegen een gedeelte daarvan. Dat gedeelte betreft de voorgestelde brug tegenover de Middellandstraat. Ik weet niet of de toestand aldaar, U, mijnheer de Voorzitter, uit eigen aanschouwing reeds bekend is; waarschijnlijk is dat niet het geval. De toestand is daar nu zoo, dat de Heemraadsingel thans loopt tot aan de Middellandstraat, waarvoor de Raad de Kredieten heeft verleend. Aan de andere zijde van de Middellandstraat is de polder Beukelsdijk, waar de koeien nog in de wei grazen. Nu begrijp ik niet goed, waarom een crediet moet worden toegestaan voor een brug over eene wetering die nog niet bestaat. Als later een voorstel mocht komen om den Heemraadsingel door te trekken, dan kan ik begrijpen, dat de vraag zich zal voordoen, of men over den singel, ter plaatse waar nu de Middellandstraat is, een brug zal slaan of dat men misschien daar de straat zal laten en een koker er door maken, op de wijze zooals aan den Nieuwen Binnenweg is geschied. Waarom dat crediet voor een brug van f 30.000.- nu gevraagd wordt, begrijp ik niet. Ik zou gaarne wenschen, dat dat crediet van f 30.000.- uit het voorstel van Burg. en Weth. werd gelicht.

De heer Hudig. Het is waar, dat daar thans nog veel weiland is, maar er is ook veel vraag naar bouwgrond in dien polder in dat gedeelte van de stad. Het is daarom goed gezien om er reeds intijds voor te zorgen, dat de verbinding daar gereed is, zoodat, als er aanvrage komt om grond te koopen, men daaraan ook zoo goed mogelijk kan voldoen. Ik wil niet beweren, dat die brug daar nog vandaag zou moeten worden gemaakt; die moet eerst na eenigen tijd komen; doch nu men het plan klaar heeft en weet, dat terreinen in die buurt spoedig in exploitatie zullen komen, is het, mijns inziens, niet goed gezien, om, door die brug er uit te lichten, verandering in het plan te maken.

De heer van Mierop. Ik heb er geen bezwaar tegen, dat er plannen geprojecteerd worden voor stratenaanleg, maar de vraag is, of het noodig is aan het einde van de Middellandstraat reeds nu een brug te bouwen. Als iemand het nu eens in zijn hoofd kreeg, om een brug te maken aan het einde van de Blaak bij het Postkantoor, dan zou men dat toch allerzonderlingst vinden, want waarvoor is die brug daar noodig? Hier verkeert men in hetzelfde geval. Wij gaan nu een brug maken, die aan de eene zijde weiland heeft en aan de andere zijde de wetering. Dat er wegen geprojecteerd worden, daartegen heb ik geen bezwaar, maar men weet nog niet, of en wanneer de Heemraadsingel zal worden doorgetrokken. Ik stel dus voor, het crediet Van f 30.000. - voor den bouw van die brug uit het voorstel van Burg. En Weth. te lichten. Later, als wij weten, wat er aan de overzijde van de Middellandstraat in den polder Beukelsdijk zal geschieden, kunnen wij er nog altijd over beraadslagen, of daar een brug zal moeten komen, of dat men daar een toestand zal scheppen, zooals men nu aan den Nieuwen Binnenweg heeft.

Ik stel dat voor het aangevraagde crediet voor Heemraadsingel Wz. met f 30.000. - voor bouw van eene bruq over de Middellandstraat te verminderen.

Het voorstel-van Mierop wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.

De heer Hudig. Mijnheer de Voorzitter! Het spreekt wel vanzelf, dat men geen brug geheel en al klaar gaat maken zoolang het water er niet is, waarover die brug moet komen. Maar het heeft een voordeel nu reeds te bepalen, dat bedoelde brug er zal komen, omdat daarmede dan bij de werkzaamheden rekening kan worden gehouden, en de onderbouw in den drooge gemaakt kan worden; natuurlijk wordt de brug niet geheel gereed gemaakt voordat daaraan behoefte is.

De heer van Mierop. Mijnheer de Voorzitter, ik kan niet inzien, dat het noodzakelijk is, dat daar thans een brug gebouwd wordt. Plaatselijke Werken heeft daarop althans voor het oogenblik ook niet op gerekend, de sloot aan de andere zijde van de Middellandstraat is toch reeds van schoeiingen voorzien.

Ik zie werkelijk op dit oogenblik het belang niet in aldaar een brug te maken.

De Voorzitter. Het is juist wat de heer van Nierop heeft opgemerkt, n.l., dat ik ter plaatse niet bekend ben, maar voor zoover ik uit de stukken heb kunnen opmaken is er alleen sprake van een voorstel, dat de Gemeenteraad een aanleg vaststelle en voor eventueele uitvoering van die aanleg een crediet vaststelle.

Het is reeds door den heer Hudig gezegd, dat bedoelde brug niet zal worden gebouwd, zoolang de noodzakelijkheid daartoe niet bestaat.

Ik meen echter, dat er aangaande het voorstel van den heer van Mierop ook bij den heer Hudig geen bezwaar zal bestaan, dat door Burg. en Weth. worde toegezegd, dat die brug niet zal worden aangelegd, wanneer niet door den Gemeenteraad een besluit is genomen tot doortrekking van den Heemraadsingel.

De heer van Mierop. Mijnheer de Voorzitter, deze toezegging ondervangt wel mijn bezwaar, dat het geld niet zal worden uitgegeven voordat tot doortrekking van den Heemraadsingel is besloten, maar niet mijn bezwaar, dat wij op dit oogenblik niet kunnen beoordeelen of bedoelde brug daar noodig zal zijn, ja of neen.

Misschien is het in de toekomst niet noodig, dat daar ter plaatse een brug komt. Als gij de toezegging kunt doen, dat de Raad op nieuw gesteld zal worden voor de vraag, of daar al of niet een brug zal moeten worden gebouwd, dan is het een heel ander geval, maar dan kunt gij u ook gerust bij mijn voorstel nederleggen.

De Voorzitter. Het voorstel strekt om een aanleg vast te stellen en daarin is begrepen het bouwen van een brug. Er is geen bezwaar tegen, om de beschikking over de gelden aan te, houden totdat de Gemeenteraad zal hebben besloten tot de doortrekking van den Heemraadsingel.

Ik zal thans het voorstel van den heer van Mierop in stemming brengen.

 

De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den heer van Mierop, in stemming gebracht, wordt met 15 tegen 13 stemmen aangenomen.

VOOR stemmen de heeren: Spiekman, Burger, van Vessem, Dutilh, van Beers, Havelaar, van Aalten, van der Held, Koch, Robertson, van Stolk, van Mierop, van Dorp, van de Graaf en Moll.

TEGEN stemmen de heeren: Ferares, Faillant, Rombach, van Rossem, Muller, Hudig, Roest van Limburg, Ledeboer, Verheug, Ketelaar, Droogleever Fortuyn, Mulder en van Citters.

(De heer de Geer was bij deze stemming nog niet tegenwoordig.)

Het voorstel van Burg. en Weth., aldus gewijzigd, wordt bij acclamatie goedgekeurd.