75 jaar Rotterdamse snijschool

 

'De poster met de tekst '75 jaar Rotterdamse Snij school' op het raam van het pand Heemraadssingel 166 intrigeert me elke keer weer dat ik er langs fiets. Wat is de geschiedenis achter die simpele mededeling?' Annemarie Sour gaat op onderzoek.

 

Lange tafels vullen de diverse ruimten van de snijschool. Naaimachines staan weggeschoven langs de kant. Aan het bord hangt het patroon van een jas. 'Er is niet veel veranderd in 75 jaar' zegt directeur Nel Both. 'We werken nog altijd met het systeem dat oprichter B. Miltenburg in 1926 heeft ontwikkeld. Een uniek systeem. In het wereldje geldt nog steeds: 'als je het vak van coupeur wil leren moet je naar de Rotterdamse Snijschool'. Both schept niet op. De ontwerper Victor van Westerling van Victor's Wedding Design in Delfshaven en modeontwerpster Dorien van modestudio Dorien David in de van Oldenbarneveltstraat volgden lessen bij de Rotterdamse Snijschool om hun eigen creaties te vervolmaken.

 

Grondlegger van de Rotterdamse Snijschool was de heer Miltenburg. Hij had in het begin jaren twintig van de vorige eeuw een kleermakerij aan de Bergweg. "Toen mijn vader begon maakte hij veel pakken voor kapiteins en het zogenaamde 'zwart werk, zoals smokings zegt zijn dochter mevrouw Miltenburg (74) via de telefoon. 'De zaken gingen zo goed dat hij personeel moest aannemen om aan de vraag te kunnen voldoen" Miltenburg leidde tussen het werken door zijn eigen mensen op. Dat gaf hem zoveel plezier dat hij naast zijn reguliere werk ook officieel onderwijs wilde gaan geven. Hij behaalde zijn leraarsakte in 1926 begon onmiddellijk met lesgeven. Zijn dochter: “Dat werd een drukke tijd: overdag het maatkledingbedrijf en 's avonds de school.' Met de oorlog in het zicht sloot hij de kleermakers concentreerde zich volledig op het onderwijs en verhuisde naar een pand op de Noordsingel. Tijdens de oorlogsjaren liep het aantal leerlingen terug van 300 naar 40. Maar vijf maanden na de bevrijding was het aantal af weer op het oude niveau. 'Direct na de oorlog had iedereen er zin in. Dat was ook aan onze school goed te merken" zegt Miltenburg.

 

Gevangenis

De Noordsingel was al snel te klein en de Rotterdamse Snijschool was de eerste school die van de gemeente Rotterdam een noodgebouw kreeg toegewezen. De aanmeldingen kwamen uit het hele land. En overal ontstonden regionale vestigingen: in Amsterdam, Enschede, Tilbur, Haarlem en Groningen. leder zichzelf respecterend confectiebedrijf had dan ook een man of vrouw aan het hoofd die door de Rotterdamse Snijschool was opgeleid. 'We werkten hard aan onze naamsbekendheid", zegt Mütenburg die haar vader op haar twintigste in 1947 ging assisteren. "We hielden door het hele land lezingen en diavoorstellingen. In confectieateliers, fabrieken en zelfs in gevangenissen. Voor gevangenen waren er via schriftelijke cursussen herscholingsprograrnrna's mogelijk. Daar speelden we op in.' Uit een artikel in de 'Berg en Blijpost' van 9 oktober 1975 bij het 50 jarig bestaan van de Rotterdamse Snijschool blijkt dat Miltenburg zelfs cursisten in Indonesië had die hun patroontekeningen op rijstpapier verzonden. Naast de praktijklessen, schriftelijke cursussen en lezingen gaf Miltenburg ook het tijdschrift Kleding uit. In de hoogtijdagen van de jaren vijftig en begin zestig volgden per jaar zo'n 800 leerlingen lessen via de Rotterdamse Snijschool. Ook het noodgebouw in de Van der Duynstraat is alras te klein: in 1954 verhuisde de school naar de Lombardkade en in 1959 naar de Heemraadssingel. 'Dat was een hele overstap" blikt Miltenburg terug. Wij waren mensen van Noord en in West woonde een heel ander slag. Opeens zaten we midden tussen de doktoren en notarissen. We gingen prima met elkaar om; knikten vriendelijk tegen elkaar en maakten eens een praatje, maar echt contact hadden we niet. Op feestjes kwamen we nooit. Hadden we ook geen tijd voor. Ik werkte drie dagen van negen tot negen en dan nog eens drie gewone dagen. Behalve administratie en lesgeven hield ik ook eenmaal per week spreekuur voor klanten met een moeilijke figuur. Mensen in rolstoelen, mongolen, mensen met een bult op de rug of vrouwen met een borstprothese. Die hielpen we dan met het maken van patronen.'

 

Suriname

De Amsterdamse en Twentse cursisten waren voornamelijk werkzaam in de confectie-industrie. Rotterdam daarentegen was een echte 'maatstad' waar kleermakers maatkleding maakten. De Nederlandse confectie-industrie kreeg in de jaren zestig te maken met de opkomst van de lagelonenlanden, die hetzelfde product voor veel minder geld konden leveren. Miltenburg en zijn team speelden hierop in door zich meer te gaan richten op de doelgroep van de doe-het-zelf-naaisters. Het accent lag niet meer op patroontekenen maar op het naaien van bijvoorbeeld kragen en mouwen en het inzetten van ritsen. Miltenburg: 'Onze redding was destijds ook de stroom Surinamers die zich in Nederland vestigden. Ze dachten dat ze konden naaien, maar het echte coupeusevak moesten ze nog onder de knie krijgen. Ook gingen de tarieven omhoog. In 1980 kostte een les 105 gulden per maand voor 1 uur les per week." Ter vergelijking: anno 2001 is dat 51 euro oftewel f 112,50.

 

Lingerie

De huidige directeur Nel Both kwam als jong meisje van zestien jaar in 1968 lessen volgen bij de Rotterdamse Snijschool. Both: "Ik zat op de mulo en vond handwerken erg leuk. Mijn handwerklerares bracht me op het idee van deze opleiding. Ik heb het hele traject doorlopen: 18 maanden patroontekenen, 9 maanden 'pomp' (analyseren van fouten in het patroon en oplossen), dan de opleiding tot het vervaardigen van maatkleding en de docentenopleiding. Toen ik alle diploma's had behaald ben ik hier in 1973 komen werken als docente." In 1977 overleed oprichter Miltenburg. Zijn dochter zette de zaak voort, maar droeg het directeursstokje in 1991 over aan Nel Both. De Rotterdamse Snijschool richt zich nu vooral op hobbyisten. Nel Both laat setjes lingerie zien die cursisten hebben gemaakt : strings, push up bh's, badpakken, maar er zijn ook mantels, colberts, jurken en broeken. De cursisten leren alles. De docente Helen Weggen: 'Maar wel op de manier zoals de coupeuses van Chanel en Yves Saint Laurent te werk gaan: perfect.' Both laat een kraag zien die met kleine steekjes in model is gebracht en daardoor veel mooier blijft zitten dan de tegenwoordig meestal geplakte kragen. De knoopsgaten bestaan uit twee regels stof die in elkaar overvloeien. Zelfs als leek is het niet moeilijk het verschil te zien tussen deze ambachtelijke manier van werken en de 'losse flodders' van de confectie-industrie. Helen Weggen: 'Zie ik een sjiek pakje in een dure boetiek hangen en denk woowh dan teken ik het thuis na. Een grove tekening of foto kan ik omzetten in een patroon. Ik maak alles wat ik wil. Het geeft me een enorme kick dat ik het vak van kleermaker tot in de finesse beheers.'

 

Annemarie Sour

 

Boulevard Nieuwsbrief 2001, nr 2.