Landverhuizersverkeer door Pruisen

 

Het stoomschip Volturno van de Uranum Stemschip Coy. Ltd. Is hedenmiddag alhier aangekomen en heeft ligplaats genomen in de Tweede Katendrechtse haven.

De zich op het stoomschip bevindende landverhuizers bleven tot 4 uur aan boord. Toen werd met de ontscheping van degenen, die in de richting Oostenrijk zullen vertrekken, tezamen 504 personen, een aanvang gemaakt. Tevoren waaren zij aan boord van spoorkaarten voorzien. Deze landverhuizers vertokken hedenavond te 7 u. 123 met een extra trein van het Maasstation.

Dadelijk na aankomst van de Volturno heeft de heer de Peterson, vice-consul van Rusland alhier, zich aan boord begeven tot het uitreiken van passen aan de 52 landverhuizers. Indien het enigszins mogelijk is vertrekken zij hedenavond met dezelfde trein als de Oostenrijkers. Dan worden er voor hen een paar wagens aan de trein toegevoegd.

 

NRC, 16-2-1911

 

Landverhuizersverkeer door Pruisen

 

De Oostenrijkse landverhuizers, die het stoomschip Volturno, van de Uranum Stemschip Coy. Ltd., gisteren uit New York alhier heeft aangebracht, zijn met den voor hen bestemden extra-trein vertokken.

De Russiche landverhuizers zijn onder toezicht der politie aan bood gebleven. Gisterennamiddag ontvning de politie alhier bericht, dat de landraad te Benthiem geen genoegen meer neemt met de consulaire passen, ten behoeve van deze landverhuizers, door den vice-consul van Rusland te deezer stede, afgegeven De Russische landverhuizers moeten voortaan voorzien zijn van goevernementsopassen, afgegeven door de Russische regeering, willen zij de Pruische grens bij Benthiem kunnen passeren.

 

NRC, 17-2-11

 

Landverhuizersverkeer door Duitschland

 

Wij ontvingen bericht, dat heden het Duitsche contrôlestation te St. Ludwig is geopend. Daarbij zijn de volgende “Voorschriften voor het verkeer van niet-Duitsche landverhuizers over de Elzas-Lotharinsche grens” (vastgesteld door het ministerie van Elzas-Lotharingen op 31 December j.l.) uitgevaardigd:

“Tot regeling van het verkeer van niet-Duitsche landverhuizers over de Elzas-Lotharinsche grens wordt het volgende verordend:

“Het binnenkomen in het Elzas-Lotharische gebied is slechts dan aan landverhuizers veroorloofd, wanneer zij in het bezit zijn van een met een Duitschalnd geconcessioneerde scheepvaartmaatschappij afgesloten vervoercontract voor den tocht naar een niet-Duitsche haven van ontscheping, en spoorkaartje tot aan de haven van inscheping, en genoegzaam contant geld, om hun toelating aan de haven van bestemming, of wanneer zij daar worden teruggezonden, hun terugtcht naar hun land van oorsprong te verzekeren. Hiertoe is ten aanzien van gezonde, niet gebrekkige personen van ouder dan 10 jaar een bedrag van 400 Mark, en voor jongeren een som van 100 Mark per persoon als genoegzaam te beschouwen.

“Aan niet Duitsche landverhuizers, die aan deze voorwaarden niet voldoen, wordt de binenkomst in het land alleen toegestaan, wanneer zij een controle-station passeren. Voor Elzas –Lotharingen wordt zo’n station te St. Ludwig opgericht.

“De inrichting en het bestuur van het controleststion heeft plaats overeenkomstig de daarvoor uitgevaardigde bijzondere bepalingen.

“Voor zover de Duitsche bondsstaten naar overeenkomstige regelen controle-stations zijn ingericht, is het passeren vandie stions ook voldoende voor den doortocht door het gebied van Elzas-Lotharingen

“Deze bepalingen gelden voor alle niet-Duitsche landverhuizers zonder onderscheid, of zij door een binnenlandsche- of buitenlandse scheepvaartmaatchappij vervoerd worden.”

Hiermee is dus de laatste weg, die nog aan niet-Duitsche landverhuizers door Duitschalnd naar Nederland openstond, gesloten, en is het voor niet geconsessioneerde lijnen onmogelijk gemaakt, nog langer niet-Duitsche landverhuizers door Duitschland naar Amerika vervoerd te krijgen. De enige mogelijkheid die er nu nog is om landverhuizers over onze havens te vervoeren, zou zijn, hen over Frankrijk naar hier te brengen. Naar wij vernemen, wordt echter door de Duitsche lijnen bij de Comp. générale transatlantique te Havre, die mede in Duitschland concessie heeft en in een nauwe verstandhouding met de Duitsche lijnen leeft, moeite gedaan, opdat de comp. gën. Tranatl. Van de Franse regeering gedaan zal krijgen, dat het vervoer van landverhuizers door Frankrijk en Nederland verboden, of althans zeer belemmerd zal worden.

’t Is echter nauwelijks aan te nemen, Dat de Franse regeering zich hiertoe zou willen leenen.

 

Naar wij vernemen heeft de consul-generaal van Rusland te Amsterdam, den landraad Bentheim, telegrafisch erop opmerkzaam gemaakt, dat de consulaire passen, die hier ter stede ten behoeve van de Russische landverhuizers worden afgegeven, evenveel kracht hebben als de gouvernementspassen van wege de Russische regeering verstrekt.

De consul-generaal heeft er voorts op gewezen, dat vorige zendingen Russische landverhuizers ongehinderd op vertoon van de consulaire passen in Rusland zijn toegelaten.

 

De Russische landverhuizers van het stoomschip Volturno vertrekken ook heden naar alle waarschijnlijkheid niet.

 

Hedenmorgen zijn 300 landverhuizers, met het stoomschip Rijndam van de Holland Amerika lijn uit New York aangebracht, van het Maasstation alhier in de richting naar Duitschland vertrokken.

 

NRC, 18-2-1911

 

 

Landverhuizersverkeer door Pruisen

(…)

Naar wij vernemen, heeft de politie aan den heer Tinsley, den vertegenwoordiger van de Uranium Steamschip Cy. Ltd. Alhier, voorgesteld, alle Russische landverhuizers van de Volturno te laten landen, en hier te laten blijven voor rekening van zijn maatschappij en onder voorwaarde dat de heer Tinsley een borgtocht van f 6000 stelt. De heer Tinsley heeft echter dit voorstel afgeslagen.

(…)

De heer Tinsley is met den vice-consul van Rusland alhier bij den minister van buitenlandse zaken in Den Haag op audiëntie geweest om de belangen van de door hem vertegenwoordigde maatschappij te behartigen.

Ook met den burgemeester dezer gemeente heeft hij een conferentie gehad.

In den toestand der Russische landverhuizers bracht dit tot dusverre geen verandering.

 

NRC, 23-2-1911

 

 

Landverhuizersverkeer door Pruisen

 

Om kwart voor drieën gisternamiddag werden de trossen losgegooid, waarmee het stoomschip Volturno van de Uranium Steamship Cy. Ltd. Sedert vorige week Donderdag aan den wal in de Tweede Katendrechtse haven alhier gemeerd lag. De schroef zette zich in beweging, en geassisteerd door sleepboten, verliet de Volturno langzaam stoomende, de haven, niet alleen medenemende 153 tweede en 383 derde-klasse-passagiers die zich gisteren aan boord inscheepten voor Amerika, maar ook de Russen, aan wie in de stad de landing geweigerd was.

Gelijktijdig verlieten de sleepboten Utrecht en Waalhaven, van de firma Smit Jr. de Tweede Katendrechtse haven. Aan boord van de Utrecht bevond zich de inspecteur van politie F. van ’t Sant, op de Waalhaven de inspecteur H.W.C. van Ingen, beide het bevel voerende over een detachement politie-agenten.

De Utrecht volgde in het zog van het vertrekkende stoomschip, de Waalhaven stoomde dit in den beginne een eind vooruit

Aan boord van de beide sleepboten hield men goed de wacht, want het gerucht liep dat de heer Tinsley, de vertegenwoordiger van de Uranium Steamschip Cy. Ltd. Hier ter stede, die zich op het stoomschip evond, zou trachten, de Russische landverhuizers, aan wie landing belet was, te ontschepen voor men de Nieuwe Waterweg uit was.

Zoo stoomden de Volturno en haar begeleiders de rivier af. Er was een harde wind en veel deining in het water.

Kwartier over drieën passeerde men Schiedam, en even later werden aan boord van de Volturno toebereidselen gemaakt om de statietrappen aan stuur- en bakboord neer te laten. Dit geschiedde zonder van vaart te verminderen.

Inmiddels waren ook de sleepboten Engeneering en Wilton’s, beide van de naamlooze vennootschap Wilton’s machinefabriek en scheepswerf alhier, in het kielwater van de Volturno gekomen. Beide sleepboten, al eenige tijd in het zicht, stoomde op gelijke hoogte mede. Doch voorbij Schiedam, tegenover de zalmvisscherij Prins Hendrik gekomen, schotten deze beide booten, vermoedelijk op een sein, dat aan boord van het stoomschip gegeven werd – er werd een vlaggetje in het want gehesen – langs stuurboordzijde van de Volturno. Vliegensvlug werd aan die zijde de statietrap neergelaten, en de geweigerde Russiche landverhuizers, die met pak en zak klaarstonden, ontscheept onder leiding van den heer Tinsley, op deze sleepboten.

De met de politie bemande sleepboten, die dadelijk daarop eveneens langs zijde van de Volturno lagen, konden deze ontscheping wegens het voortdurend onstuimiger wordende weer moeilijk beletten. Had de politie vangeweld gebruik gemaakt, ongelukken waren zeer waarschijnlijk niet uitgebleven. Want alles ging vliegensvlug, zonder dat de Volturno zichtbaar vaart verminderde, en een woeste deining heele stukken water over de dansende sleepboten sloeg.

In een kwartier was alles afgelopen. De Volturno zette de reis naar Amerika voort, en de sleepboten Engineering en Wilton’s met de Russische landverhuizers en hun bagage aan boord, koersten naar Rotterdam terug. Voorop de Engineering, aan boord waarvan ook de heer Tinsley was, die tegelijk met de Russen het stoomschip verlaten had.

Deze terugtocht werd een wilde jacht, toen de kapitein van de Engineering, van de met politie bemande sleepboot Utrecht aangeroepen en gefloten om bij te leggen, deed alsof hij niets hoorde. Alles wees erop, dat men wilde beproeven de politie voor te zijn in het bereiken van de vaste wal. In volle kracht werd er opgestoomd in hageljacht en regenvlagen. De vervolgd wordende sleepboot kreeg een voorsprong, dien zij evenwel ten deele verloor, toen men voor de stad in het drukke verkeer kwam. Er werd aangestuurd op de Boompjes, recht voor het kantoor van de Uranium Steamschip Cy. Ltd. Aan een daar liggen Rijnschip werd vastgemaakt om den vaste wal in de Boompjes te betreden.

Maar voor de eerste vreemdeling een voet aan wal kon zetten, hadden de politiemannen, die op de Utrecht waren, den vaste grond onder de voeten. Na te hebben vastgemaakt aan de Engineering, waren zij, vlugger uit de voeten kunnende, dan de met pakken beladen vreemdelingen, over de rijnschepen gegaan en hadden op de wal in de Boompjes postgevat, front makende naar de Frankfurt 43, van de Frankfurter Schleppschiffahrt, op het dek waarvan ten laatste alle Russen met hun heele hebben en houden belandden. Verder kwamen zij niet. Het was toen even over vieren.

Het weer, dat in onstuimigheid toenam, deed deze vreemdelingen, onder wie mannen met grijze baarden zoowel als vrouwen en kleine kinderen, op het dek van de Frankfurt 43 samenscholen. Allen waren doornat.

Zoo stond het schamele troepje daar een half uur lang. Tinsley had hen verlaten, allen stellende ter beschikking van de politie, onder mededeeling, dat eventuele kosten voor deze leiden gemaakt, voor zijn rekening kwamen.

Maar zelf op het dek van de Frankfurt 43 bleken de arme menschen geen rust te zullen hebben. Want daar verscheen de heer Steinweg, die van de politie verlangde, dat zij de Frankfurt 43, waarover hij het beheer heeft, zou ontruimen.

Nu werden allen weer teruggebracht op de sleepboot Wilton´s, aan wier kapitein de politie inmiddels arrest had opgelegd. Op deeze sleepboot moesten zij, ten getale van 50 tot 60 man, zich met hun bagage maar gemakkelijk zien te maken, onder bewaking van de politieagenten.

Een andere politieboot was er inmiddels op uit om ook op de Engineering, die zich dadelijk nadat haar passagiers gelost waren, uit de voeten had gemaakt, beslag te leggen.

Ruim vijf uur kwam eindelijk het bevel: de sleepboot Wilton’s moet met de Russische landverhuizers aan boord naar de Waalhaven gebracht worden en daar onder politietoezicht ligplaats nemen.

In den loop van den avond heeft de hoofdcommissaris van politie, van meening de menschelijkheid te moeten betrachten, getracht een woonschip te zijner beschikking te krijgen.

Hij si er toen in geslaagd, in plaats van op een woonschip, de hand te leggen op twee Padangs, booten, die vroeger  als veerbooten op de rivier dienst hebben gedaan. Ton de landverhuizers daarop overgebracht waren, zijn de sleepboten Engeneering en Wilton’s vrijgelaten. Voor een behoorlijke ligging en goede voeding van de Russische zwervers wordt zorg gedragen..

De hoofdcommissaris van politie ondervond bij de door hem genomen beschikkingen de volle medewering van het Russische consulaat alhier, dat erkentelijk is voor de bemoeiingen, ten behoeve van de arme menschen in het werk gesteld.

 

NRC, 24-2-1911

 

Een uitzetting

 

De minister van justitie heeft ter voldoening aan het bepaalde bij art. 13 laatste lid ter voldoening aan het laatste lid der wet van 13 Augustus 1849 (Stabl, no. 30) tot regeling der toelating en uitzetting van vreemdelingen aan den voorzitter van de Tweede Kamer medegedeeld, dat bij Koninklijk Besluit van 28 Februari 1911 no. 2, op de gemeenschappelijke voordracht van de ministers van justitie en van buitenlandse zaken, gelast is de uitzetting uit Nederland van Richard Bolten Tinsley, Engelsman van nationaliteit.

Bij deze mededeling is gevoegd een afschrift van het bovenbedoelde koninklijk besluit, waarin o.a. gezegd wordt:

Overwegende, dat Richard Bolten Tinsley, Engelschman van nationaliteit, op Donderdag 23 februari 1911 ruim vijftig Russische landverhuizers, wier toelating hier te Lande geweigerd was en welke zich bevonden aan boord van het stoomschip “Volturno”, tijdens de vaart van dit schip door den Nieuwen Waterweg heeft ontscheept op twee sleepboten, met de bedoeling deze landverhuizers te Rotterdam aan land te brengen op een plaats, waar hij vermoedde dat geen onmiddellijk politietoezicht zou aanwezig zijn;

Overwegende, dat de hoofdcommissaris van politie te Rotterdam uitdrukkelijk de landing van deze vreemdelingen verboden heeft en de vreemdeling Tinsley door bovengenoemde handelingen uitvoeringheeft gegeven aanzijn voornemen, om in strijd met het verbod van den hoofdcommissaris van politie voornoemd de landing te bewerkstelligen;

Overwegende, dat de vreemdeling die opzettelijk verijdeld of tracht te verijdelen op de wet steunende belangrijke maatregel;en door de politie genomen in het belang van de publieke orde en rust en ter uitvoering van de Vreemdelingenwet, gevaarlijk is voor de publieke rust;

Gelet op de artikelen 12 en 13 der wet van 13 augustus 1840 (Staatsblad no. 39), tot regeling der toelating en uitzetting van vreemdelingen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Te bepalen dat:

De vreemdeling Tinsley voornoemd, als gevaarlijk voor de publieke rust, uit Nederland wordt uitgezet.

 

Naar wij vernemen zegt de heer R.B. Tinsley op last van den kapitein van de Volturne gehandeld te hebben toen hij de Russische landverhuizers van het stoomschip in den Nieuwen Waterweg ontscheepte.

Volgens den heer Tinsley zouden zij reeds, vóór de Volturno uit de Tweede Katendrechtsehaven vertrok, den kapitein met oproer bedreigd hebben, indien zij verder naar Amerika terug moesten en verkoos de kapitein om die reden niet met hen zee te kiezen, indien den heer Tinsley niet mede aan boord ging.

Toen de Volturno nu van wal stak, brak er, volgens den heer Tinsley, werkelijk oproer onder deze teruggezonden landverhuizers uit en heeft hij hen, op bevel van den kapitein van de Volturno, op sleepboten naar den wal gebracht en ter beschikking der politie gesteld.

De heer Tinsley, die nu dezen uitleg geeft van zijn optreden en handelen bij het vertrek der Volturno, deed evenwel aan de politie van de oproerige gezindheid der Russen en hun geuite mededelingen geen mededeeling, toen hij hen in de Boompjes te haren beschikking stelde

 

NRC, 2-3-1911

 

Een uitzettingsbevel

 

(…) De heer Tinsley wordt gevaarlijk geacht voor ‘de publieke rust’. Wat precies onder deze uitdrukking is te verstaan, valt moeilijk uit te maken. De woorden zijn in de wet gekomen bij amendement van Thorbecke, en deze heeft bij de toelichting verklaard: “De betekenis der bewoording ’publieke rust’ is van wijden omvang; er behoeft niets meer bij.” Waarschijnlijk zijn de woorden als synoniem te beschouwen met hetgeen elders ‘de openbare orde’ heet

Op welke gronden de regeering den heer Tinsley gevaarlijk voor de publieke rust acht, is ons onbekend. Man mag aannemen, dat een der gronden deze is, dat de heer Tinsley gepoogd heeft de Russische landverhuizers uit de s.s. Volturno tegen het uitdrukkelijk verbod der overheid in te doen landen. Of dit voldoende is, om den heer Tinsley gevaarlijk voor de publieke rust te achten, kunnen wij niet beoordelen. De daad van den heer Tinsley was zeker zeer afkeurenswaardig. Wie hier te lande gastvrijheid geniet, heeft zich in de eerste plaats naar de wetten des lands en de rechtmatige bevelen der overheid te gedragen. Wij begrijpen dus volkomen dat de regeering zeer ontstemt is over de houding van den heer Tinsley, waarvoor, voor zover ons bekend, geen verontschuldiging bestaat. Maar of het epitheton ‘gevaarlijk voor de publieke rust’ daarom reeds hem toegepast kan worden, lijkt ons twijfelachtig. Vermoedelijk is er echter meer gebeurd: nu weer een boot van de maatschappij, die door den heer Tinsley hier wordt vertegenwoordigd, op komst is, heeft de politie daarin aanleiding gevonden, met eene sterke macht te mobiliseren, ‘gewapend met geladen revolvers en karabijnen’. Er schijnt dus inderdaad gevaar voor de publieke rust.

(…) De maatregel moet worden beschouwd als een maatregel, zuiver tegen een zeker persoon gericht. Met de questie van het landverhuizersverkeer door Pruisen houdt zij feitelijk geen verband. In het ons verstrekte communiqué wordt dit ook duidelijk te kennen gegeven: “Van verdere maatregelen ten aanzien van de Uranium Steamschip Company is, gelet op de daaraan verbonden grooten belangen, zoowel van internationalen aard als in het bijzonder voor Rotterdam – althans voorlopig – afgezien”, zij het dan ook, dat die niet zullen uitblijven indien de maatschappij voortgaat te handelen in strijd met de hier bestaande wetten en de door de bevoegde autoriteit gegeven bevelen.

 

NRC, 1-3-1911

Een vreemdeling verjaagd.

 

Door de regering is uitgevaardigd een Koninklijk Besluit, waarbij een in Rotterdam gevestigd Engelsch onderdaan, den scheepvaart-agent Richard Tinsley, het recht wordt ontnomen om in Nederland te blijven wonen.

(…)

Het lijdt dus geen twijfel, of de wet, zoals zij luidt, heeft alleen  den s t a a t s g e v a a r l i j k e n vreemdeling willen treffen, die de “p u b l i e k e  r u s t” in gevaar brengt.

Leest men nu met deze wetenschap het K.B. van28 februari 1911, dan ziet men het woordgedraai aanstonds, dat het verlangde resultaat moest opleveren. De overwegingen waarop dit uitzettingsbesluit berust, luiden woordelijk aldus:

 

Overwegende, dat Richard Bolten Tinsley, Engelschman van nationaliteit, op Donderdag 23 februari 1911 ruim vijftig Russische landverhuizers, wier toelating hier te Lande geweigerd was en welke zich bevonden aan boord van het stoomschip “Volturno”, tijdens de vaart van dit schip door den Nieuwen Waterweg heeft ontscheept op twee sleepboten, met de bedoeling deze landverhuizers te Rotterdam aan land te brengen op een plaats, waar hij vermoedde dat geen onmiddellijk politietoezicht zou aanwezig zijn;

Overwegende, dat de hoofdcommissaris van politie te Rotterdam uitdrukkelijk de landing van deze vreemdelingen verboden heeft en de vreemdeling Tinsley door bovengenoemde handelingen uitvoeringheeft gegeven aanzijn voornemen, om in strijd met het verbod van den hoofdcommissaris van politie voornoemd de landing te bewerkstelligen;

Overwegende, dat de vreemdeling die opzettelijk verijdeld of tracht te verijdelen op de wet steunende belangrijke maatregel;en door de politie genomen in het belang van de publieke orde en rust en ter uitvoering van de Vreemdelingenwet, gevaarlijk is voor de publieke rust.

 

Hier wordt dus de schijn gewekt, dat den heer Tinsley, door tegen de bevelen van de politie handelen, de “p u b l i e k e  r u s t” in gevaar heeft gebracht. En om aan die woorden dien valschen zin te geven, worden zij in denzelfden passage nog eens listig omgewerkt tot het begrip “p u b l i e k e  o r d e  e n  r u s t”, om het den schijn te geven dat in het stelsel der wet aan o p e n b a r e  o r d e b e l e i d moet worden gedacht, terwijl de historie der bepaling zoo onbetwistbaar leert, dat hier k a l m t e  i n  h e t  s t r a a t l e v e n  is bedoeld. Tegen deze verkrachting van de duidelijke grenzen der wet past een krachtig protest, en dat protest is mogelijk. Want de wetgever heeft bovendien gewild, dat de regeering hare bevoegdheid, om vreemdelingen te verdrijven, zou uitoefenen onder kontrôle der Kamers, die dan ook mededeeling ontvangen van elke uitzetting, op last der regering geschied.

 

Waarom moest nu die Engelschman zoo openlijk, met de groote trom, verdreven worden uit dit ‘land der klassieke vrijheid”?

Lezers! Gij weet dat de bourgeoisie schachert, altijd schachert, en dat daarbij alles van haar gading is, óók levende handelswaar, óók menschen. En daar Rusland zijn ongelukkige ingezetenen en speciaal de Joden verjaagt, en deze menschen dan vluchten naar zee, om een vaderland te zoeken – En daar toegang tot een schip geld kost – En daar geld de ziel en zaligheid uitmaakt der bezitters – dáárom zijn deze vluchtelingen handelswaar waarmee stoomvaartmaatschappijen schacheren, opdat de aandeelhouders hóóger dividend verlangen. Deze handel in Joodsche emigranten wordt in Duitschland gedreven door den Jood Ballin, onder goeden protectoraat van den Keizer bij Gods genade, die wel in Joden handelt, maar ze niet in zijn leger duldt als officieren. En de Duitsche lijnen moeten dus bevoordeeld worden ten koste van andere stoomvaartondernemingen. Dus worden de emigranten, die bij andere maatschappijen hun scheepvaart kochten, bemoeilijk bij hun doortocht door Duitschland. Want ook dit moet worden overwogen, dat een groot deel der ongelukkigen, die in Amerika hun heil zochten, ook dáár worden afgewezen als ongewenschte gasten, op grond hunner armoede, en dan terug moeten naar de plaats die zij uit wanhoop verlieten, naar Rusland. Hebben zij nu een vreemde schaapskaart, dan laat Duitschalnd hen niet door, tenzij de vreemde lijn Duitsche vriendjes heeft, gelijk de Holland-Amerika-lijn…

En wie begrijpt nu niet aanstonds, dat deze Christelijke, mammon schuwende Regeering van Nederland het veelgeliefde Duitschland helpt in dezen edelen handel in verdreven proletariërs ? En wie begrijpt niet dat de Engelsche maatschappij, waarvan Tinsley de agent is, dan maar moet opdoeken ? En wie begrijpt nu niet, dat het een aanranding was van de “p u b l i e k e  r u s t”, dat men nochtans beproefde, de rampzalige zwervers hier aan land te brengen ?

Mar zonder fel protestmag dit toch niet voorbij gaan ! Dat de negotie-beluste regeerders ook het wettelijk recht van den vreemdeling verdraaien en ontwrichten is een gruwel, waarvan de gevaren ook onze geestverwanten zouden bedreigen, zoodra men ook met hen op onze bodem dit spelletje beproeven zou. Hier is het praecedent alles !

Daarom moet deze zaak duidelijk worden aan de kaak gesteld.

A. B. K.

 

Het Volk, 4-3-1911

 

Het gesol met de landverhuizers

(…)

***

Nu eens iets over onze regering. Die heeft de vorige week den Engelschman Tinsley den vertegenwoordiger te Rotterdam van de “Uranium’-lijn verbannen. De heer Tinsley heeft zich daarover natuurlijk beklaagd bij den Engelsche gezant te ’s Gravenhage. Die Engelsche geznt is toen een s met onzen minister van Buitenlandse Zaken gaan praten en het gevolg daarvan is, dat een nieuw onderzoek wordt ingesteld.

Een proces-verbaal, door de Rotterdamse inspecteurs van politie Van Ingen en Van ’t Sant opgemaakt van hetgeen er is voorgevallen bij het, tegen het van overheidswege gegeven verbod, ontschepen van de Russiche landverhuizers van de “Volturno”, is met een brief van den Rotterdamsche hoofdcommissaris van politie aan de minister gezonden.

 

Het Volk, 7-3-1911

Een terugtocht

 

Onze “voortrefelijke’ ministervan Buitenlandse Zaken heeft bakzijl gehaald tegenover Engeland.

Men weet dat de heer Tinsley, de vertegenwoordiger van de “Uranium’-lijn te Rotterdam, bij koninklijk besluit uit ons land was verbannen, in verband met de landverhuizerskwestie. In het Engelse Lagerhuis is daar een heftig woord over gevallen. Er werd gevraagd of de regeering het werkeloos zou toezien, dat een Engels onderdaan aldus werd behandeld. Namens het kabinet werd toen toegezegd, dat een onderzoek zou plaatshebben dat, als het wenselijk zou blijken, bij de Nederlandse regeering stappen zouden worden ondernomen om de uitzetting ongedaan te maken. .

Thans wordt bericht dat de Nederlandse regeering het koninklijk besluit waarbij de heer Tinsely werd verbannen, met ingang van 1 Juni zal intrekken.

De Engelse gezant heeft het dus van onzen “voortreffelijken” minister De Marees van Swinderen gewonnen.

Het ware beter geweest op wat minder hoogen toon te beginnen, dan zóó te eindigen.

 

Het Volk, 15-5-1911